In de Flevopolder is een wrak gevonden met daarin de inventaris van een familie De Jong uit Sneek. De vraag is nu hoe het schip heette dat eind 1826/begin 1827 op de Zuiderzee verging. Onderzoek van Hans Zijlstra, Joran Smale, Nykle Dijkstra, Jacob Roep en Jelle Jan Koopmans. Artikel in Leeuwarder Courant van Erwin Boers, redacteur Erfgoed.
Hopelijk hebben genealogen in de omgeving Sneek al eerder naar deze familie van Johannes Cornelis de Jong en Aafke Hoekstra en hun schip onderzoek gedaan.
Reacties kunnen naar info apestaartje hvnf.nl t.a.v. Hans Zijlstra.
Ver van het Front? Friesland en de Friezen in de Eerste Wereldoorlog
Wrak Flevopolder oorijzers Sneker familie
1. 02 februari 2021, pag. 30
Oorijzers
van Friese
zusjes op de
zeebodem
Drie Sneker zusjes
verloren hun kostbare
oorijzers bij een
scheepsramp op de
Zuiderzee. Ruim een
eeuw later werd het
wrak gevonden bij de
ontginning van Flevo-
land. Nu hebben Frie-
se sneupers de identi-
teit van het schippers-
gezin ontrafeld. Maar
hoe heette het schip?
ERWIN BOERS
‘I
k zou graag onderzoek willen
doen naar de identiteit van een
schippersgezin’’, schreef Joran
Smale van museum Batavialand
een jaar geleden aan Hans Zijl-
stra, die al jaren als ‘sneuper’ betrokken is
bij digitale speurtochten en projecten rond
het Friese verleden.
Smale is conservator van de maritieme
rijkscollectie, die bij Batavialand in Lely-
stad wordt bewaard. Hij speurde zelf naar
de achtergrond van dit wrak, maar kwam
niet verder met zijn onderzoek. Zo gaat het
wel vaker met de scheepsresten die tevoor-
schijn zijn gekomen bij de inpoldering van
de Noordoostpolder en Flevoland.
De documentatie van al deze wrakken
en veel opgegraven voorwerpen worden
bewaard in de collectie. Helaas valt de
naam van het schip of de eigenaar meestal
lastig te achterhalen: over de meeste
scheepjes is dan ook weinig bekend. Wan-
neer het wel lukt om iets aan de weet te
komen, is dat vaak te danken aan persoon-
lijke bezittingen met een tekst of naam.
,,Het gaat mij om scheepswrak OL84’’,
schreef Smale. Dit schip – vermoedelijk een
praam – werd in 1959 gevonden in de hui-
dige gemeente Dronten. Het was 16,5 me-
ter lang met een breedte van 4 meter en-
beschikte vermoedelijk over zwaarden en
een strijkbare mast. Aan boord werden veel
bezittingen aangetroffen, die duidelijk ei-
gendom waren van een schippersgezin dat
aan boord leefde.
D
e opvarenden bezaten een rijke
verzameling aardewerk, pannen en
ander kookgerei. Er werd zelfs een
geweer gevonden, mogelijk eigendom van
de schipper. Op een aantal metalen voor-
werpen waren leesbare initialen en woor-
den te herkennen. Het ging bijvoorbeeld
om een tabaksdoos, een tinnen lepel
en een speelgoedschaaltje. Het meest intri-
gerend bleken vier oorijzers. Ze waren van
het type dat vooral in Friesland veel gedra-
gen werd door meisjes en vrouwen in de
negentiende eeuw.
Daarom vroeg Smale Zijlstra dus om
hulp: zou hij met andere Friezen misschien
dieper kunnen graven? Viel er te achterha-
len welk schippersgezin op het scheepje
gevaren had? Zou de historie van het vaar-
tuig zelf mogelijk ook te ontrafelen zijn?
Smale bood een paar bruikbare aanwij-
zingen: op de tabaksdoos stond de volgen-
de tekst: ‘Joh. Cornelis de Jong 1817’. Op
drie oorijzers waren initialen van vrouwen
of meisjes met de achternaam De Jong
zichtbaar. Dat gold ook voor de lepel, waar-
op bovendien het jaartal 1826 te lezen viel.
Zijlstra speelde de gegevens door aan
bevriende Friese speurders Nykle Dijkstra,
Jacob Roep en Jelle Jan Koopmans. De
laatste promoveerde vorig jaar in Gronin-
gen op onderzoek naar Friese vrachtvaar-
ders.
De mannen begonnen te zoeken in oude
kranten en andere digitale archieven. Hier-
bij stuitten ze al snel op een logische kan-
didaat: het moest haast wel om turfschip-
per Johannes Cornelis de Jong uit Sneek
gaan. Hij werd geboren omstreeks 1784 en
liet zijn achternaam registreren in 1811: dat
was de tijd van Napoleon, die destijds
achternamen verplicht stelde.
Cornelis kreeg met zijn vrouw Aafke
Hoekstra een rij dochters, onder wie in
ieder geval Hiske, Yda, Ytje, Aagje en Cor-
nelia, geboren in de periode van 1810 tot
1820. Dat paste dus goed bij de lepel met
het jaar 1826. Er kwamen nog meer zusjes
bij, namelijk Trijntje en Alberdina.
Een aantal namen correspondeert aardig
met de voorletters A, J en H op de oorij-
zers. Mogelijk waren dit Aagje, Ytje en
Hiske. De J kan namelijk ook een Y zijn
geweest, maar duidde zeker niet op Yda: zij
was in 1814 als jong kind overleden. Het
vierde oorijzer bevatte geen initialen en
kan van moeder Aafke zijn geweest. De
lepel was wellicht van Aagje.
U
it verder onderzoek bleek dat Jo-
hannes in 1832 als 48-jarige over-
leed aan boord van een schip in
Sneek. Zijn vrouw overleefde hem daarna
nog twintig jaar. Ook de genoemde doch-
ters waren toen nog in leven. Het lijkt er
dus op dat niemand van de gezinsleden is
omgekomen toen het scheepje zonk.
Verder speurwerk leverde interessante
informatie op over de schepen waarmee
Johannes voer. Hij huurde in juli 1827 voor
12 jaar een ,,schuitje genaamd De Wel-
vaart’’. Het was een bescheiden vaartuig
van 13 el lengte (ongeveer 9,5 meter).
Eigenaar was Jetze Lykles Bakker, die ook
bekend stond als koopman en zilversmid.
,,Van hem is een gevelsteen bewaard in het
Fries Scheepvaartmuseum in Sneek’’, mel-
den de speurders. Vermoedelijk was De
Welvaart een vervanger voor een eerder
scheepje. Dat kan dus heel goed het vaar-
tuig zijn dat in de Zuiderzee was verdwe-
nen. Als dit klopt, vond de ‘ramp’ dus
plaats in 1826 of de eerste helft van 1827.
Daarmee weten de onderzoekers al heel
veel, maar er blijven een paar belangrijke
vragen over. Hoe heette dat gezonken
schip? En hoe is het ten onder gegaan? Dat
blijkt tot dusver moeilijk te achterhalen. In
krantenarchieven zijn gezonken schepen
soms terug te vinden, maar in dit geval
ontbreekt ieder spoor.
E
en zoektocht bij Tresoar, Delpher, het
Fries Scheepvaartmuseum en contact
met deskundige Sicco van Albada
leverde geen nieuwe gegevens op. Nieuwe
tips en aanknopingspunten zijn dan ook
welkom, zegt Zijlstra. ,,We hopen nog ver-
der te komen.’’
Met de zusjes De Jong liep het goed af.
De meesten vonden een man op het vaste-
land en hielden op met varen. Waarschijn-
lijk lopen er nog nakomelingen rond van
de meisjes die destijds hun oorijzers verlo-
ren. Wie meer aanknopingspunten of in-
formatie bezit over het schippersgezin of
het schip, kan dit mailen naar deze krant:
stad@lc.nl.
Links: de vier Friese oorijzers die aan boord van het wrak bij Dronten
zijn gevonden.
Midden: de tinnen lepel en de tabaksdoos waren van groot belang voor
het onderzoek, dankzij de namen en letters die erop aangegeven waren.
Rechts: maar liefst negen planken in de maritieme collectie zijn gevuld met
de spullen die werden gevonden in het wrak van de Sneker familie De Jong.
FOTO'S JORAN SMALE/MARITIEME RIJKSCOLLECTIE BATAVIALAND