2. Het vak levensbeschouwing is bij de Vereniging Ons
Middelbaar Onderwijs in veilige handen, maar soms moet
je de bestuurders, leidinggevenden en docenten
levensbeschouwing wel hierbij helpen. Dit in het kader
van collegialiteit, de loyaliteitscompetentie en
kwaliteitszorg. Ik hoop u hiermee in ieder geval van een
dienst te zijn.
Drs. Jurgen Marechal
3. MINIMUM LESSENTABEL: LEVENSBESCHOUWING
Soms lijkt er ruis op de lijn te zitten of verwarring te
bestaan onder mijn collega’s van de vereniging Ons
Middelbaar Onderwijs met betrekking tot de minimum
lessentabel voor het vak levensbeschouwing. Is de
minimum lessentabel door OMO wel of niet losgelaten?
4. DE MINIMUM LESSENTABEL IS NIET LOSGELATEN!!!
OMO hanteert sinds 1997/2000 de minimum lessentabel
voor het vak levensbeschouwing die is opgesteld in
samenwerking met het Bisdom (Den Bosch en Breda). In
de minimum lessentabel staat hoeveel uur een OMO-
school levensbeschouwing/godsdienst minimaal moet
geven.
5.
6. OMO STATUTEN
Artikel 3.1. met betrekking tot het doel van OMO.
De vereniging stelt zich ten doel het vormen van één
onderwijsorganisatie tot het bevorderen, in stand houden
en doen voortbestaan van scholen voor alle vormen van
bijzonder secundair (voortgezet) onderwijs met een
katholieke grondslag. De vereniging wil, voor zover het
katholieke scholen betreft, rekening houden met het
Algemeen Reglement voor het Katholiek Onderwijs.
Statuten: Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs
7. ALGEMEEN REGLEMENT VOOR HET KATHOLIEK
ONDERWIJS
Duidelijk vermeldt in de statuten van OMO staat dat
katholieke scholen rekening houden met het Algemeen
Reglement voor het Katholiek Onderwijs. Het vak
levensbeschouwing is dus niet alleen door de minimum
lessentabel van OMO beschermt, maar tevens door/met
het Algemeen Reglement voor het Katholiek Onderwijs,
waar de OMO statuten zelf naar verwijzen. Het ARKO uit
1987: ARKO: Algemeen Reglement voor het Katholiek Onderwijs
8. ENKELE OPVALLENDE PUNTEN UIT HET ARKO
Het Algemeen reglement voor het Katholiek Onderwijs van 17 juni 1987 stelt in
artikel 2.1. het volgende:
2.1. Onderwijsinstellingen die het predikaat "katholiek" voeren of wensen te
voeren of op andere wijze als katholieke instellingen optreden of wensen op te
treden, en die niet door of namens het bevoegd kerkelijk gezag worden
bestuurd, behoeven de erkenning door of namens het bevoegd kerkelijk gezag
(can. 803, par. 1 C.N.). Voor erkenning is vereist dat voldaan wordt aan dit
Algemeen Reglement. (cf. art. 2, 1 e lid. A.R.O.).
OMO en haar scholen voeren tot op heden het katholieke predicaat en wensen
tot op heden dit predicaat te mogen voeren, dit houdt in dat zij zich gebonden
weet aan het genoemde reglement.
9. Het reglement scherpt artikel 2.1. aan in artikel 6.1.
6.1. Onderwijsinstellingen, die het predikaat "katholiek"
wensen te voeren of op andere wijze als katholieke
instelling (wensen) op (te) treden behoeven de erkenning
van de N.K.S.R. namens het bevoegd kerkelijk gezag. (cf.
art. 2 A.R.O.). Voor de erkenning is de schriftelijke
goedkeuring van de statuten vereist.
10. Artikel 11 stelt de (minimum-) eisen aan de godsdienstige vorming.
11.1. Aan katholieke scholen worden slechts personen benoemd,
van wie in hun gedrag en ordening van hun leven wordt verwacht,
dat zij de katholiciteit van de school zullen steunen. Zij zullen bij
hun benoeming verklaren dat zij bij vervulling van hun taak loyaal
meewerken aan de doelstelling van de katholieke school en de
grondslag daarvan onderschrijven. Zij zullen in hun functie niet
gehandhaafd mogen worden indien zij in de naleving van het
bovengestelde op ernstige en blijvende wijze te kort schieten. (art.
1. B.A.K.S.)
11. 11.2. Omdat in het basisonderwijs de docenten optreden
als katecheet, kunnen slechts zij, die een voldoende
katechetische opleiding ontvingen, worden aangesteld.
De directie draagt verantwoordelijkheid voor katechese
aan geheel de school. De besturen van scholen voor
basisonderwijs hebben de plicht aan deze voorwaarde bij
benoemingen alle mogelijke aandacht te besteden. (cf.
art. 2. B.A.K.S.)
12. 11 .3. De directie van een katholieke school draagt
verantwoordelijkheid voor de katholiciteit van de school
en voor de godsdienstige vorming van de leerlingen. Bij
de benoeming van de schoolleiders zal door alle
betrokkenen hieraan voldoende aandacht besteed moeten
worden. (cf. art. 3. B.A.K.S.)
13. 11.4. Ten aanzien van de inhoud en programmering van de
katechese in het katholiek onderwijs houden schoolbesturen,
schoolleiders en docenten zich aan het katechetisch beleid van de
plaatselijke bisschop, zoals die door diocesane en/of landelijke
centra overeenkomstig de richtlijnen van de bisschop(pen) wordt
ontwikkeld. (cf. art. 4. B.A.K.S.)
Tevens wordt rekening gehouden met het minimum aantal te geven
uren katechese dat door het College van Bisschoppelijk
Gedelegeerden na overleg met de N.K.S.A. voor de
respectievelijke onderwijssoorten en - sectoren wordt vastgelegd.
14. 11.5. leden van het bestuur van een katholieke school
dienen de doelstelling actief te willen realiseren, met
erkenning van de eigen verantwoordelijkheid van de
diocesane bisschop.
Ieder bestuur verzekert zich voor het vervullen van zijn
taak van voldoende pastorale deskundigheid. (cf. art. 5
B.A.K.S.).
15. LOYALITEIT RICHTING DE KATHOLIEKE KERK
De meeste docenten godsdienst/levensbeschouwing
hebben van OMO de opdracht gekregen de gang naar het
bisdom te maken om daar te verklaren het bijzonder
onderwijs binnen OMO te bewaken en te verzorgen. De
positieve intentie ten aanzien van de kerkgemeenschap
moest worden uitgesproken en er werd ondertekend
loyaal te zijn richting de leiding van de kerk. Een houding
die volgens het ARKO uit 1987 ook verwacht mag worden
van alle schoolleiders binnen OMO.
16. Hierboven heb ik aangegeven dat de Statuten van OMO verwijzen
naar het Algemeen Reglement voor het Katholiek Onderwijs. Een
Reglement waar OMO haar katholieke predikaat aan ontleent.
Tevens een reglement waarin uitdrukkelijk staat dat de
voorgeschreven minimumtabel in acht behoort te worden genomen.
11.4. (…) Tevens wordt rekening gehouden met het minimum
aantal te geven uren katechese dat door het College van
Bisschoppelijk Gedelegeerden na overleg met de
N.K.S.R./N.K.S.A. voor de respectievelijke onderwijssoorten en -
sectoren wordt vastgelegd.
17. CONCLUSIE
Enkel op het niveau van de raad van bestuur in samenspraak met
het bisdom kaneen beslissing worden genomen over het wel of niet
afwijken van de minimumtabel. De afspraken met betrekking tot de
minimumtabel zijn namelijk ook op dat niveau gemaakt.
De afspraken gaven OMO niet alleen het recht het predicaat
katholiek te mogen voeren, maar ook de verplichting zich te
houden aan het Algemeen Reglement voor het Katholiek Onderwijs
(en alle andere onderliggende stukken). De minimumtabel voor het
vak levensbeschouwing maakt hier expliciet een onderdeel van uit.
18.
19. Word jij als leidinggevende of als docent geconfronteerd
met wijzigingen of spanningen op dit gebied dan lijkt het
mij verstandig dit te reclameren bij de raad van bestuur
van OMO in Tilburg, de commissie identiteit van OMO
en/of het bisdom van de school. We staan namelijk samen
borg voor het bijzonder onderwijs dat OMO wil bieden.
20. Wilt u op de hoogte blijven rondom het thema identiteit en
levensbeschouwing, dan bent u van harte welkom bij het
Kennisnetwerk Identiteit en Levensbeschouwing van
OMO, in Tilburg.
Ook al heeft de katholieke identiteit in het algemeen en
het vak levensbeschouwing in het bijzonder soms onze
formalistische bescherming nodig, doe en denk mee dan
zult u zien dat het ook, (juist) anno nu, veel te bieden
heeft.
Drs. Jurgen Marechal