SlideShare a Scribd company logo
1 of 9
Download to read offline
Napoleon, revolutionair of contrarevolutionair, held of schurk?1
Jacques Pauwels2
, 18 juni 20153
De Franse revolutie was geen eenmalige gebeurtenis maar een aaneenschakeling van
verschillende complexe gebeurtenissen die in verschillende stadia kunnen worden opgedeeld.
Een aantal belangrijke stadia waren overigens contra-revolutionair in plaats van revolutionair,
bijvoorbeeld de “opstand” van de adel op de vooravond van “1789” en de “18e
Brumaire”, de
staatsgreep van Napoleon Bonaparte in 1799. . Er waren echter bovendien twee sterk van
elkaar verschillende revolutionaire fases: de gematigde revolutie van “1789” en de revolutie
van “1793”. “1789” maakte een einde aan de absolute monarchie en het feodalisme, dus aan
het monopolie van de koning en de privileges van de adel en de kerk. Belangrijke
verworvenheden van “1789” waren de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: de
gelijkheid van alle Fransen voor de wet, de scheiding van kerk en staat, het invoeren van een
parlementair systeem met beperkt stemrecht en, niet in het minst, het ontstaan van een
“moderne”, gecentraliseerde en “ondeelbare” Franse staat. De grondwet van 1791 verankerde
al deze verworvenheden, die in hun geheel genomen een “historische” stap vooruit waren in
de ontwikkeling van Frankrijk.
Het “Ancien Regime” van voor "1789" stond voor een absolute monarchie terwijl de revolutie
van 1789 de basis vormde van een parlementaire en constitutionele monarchie. Maar deze
staatsvorm werd onmogelijk gemaakt door de maneuvers van Louis XVI en in 1792 ziet als
gevolg daarvan een nieuwe staatsvorm het daglicht: de Franse Republiek. Dit alles is in grote
mate het werk van de Franse grote burgerij. “1789” was mogelijk door de tussenkomst van de
Parijse sansculotten, maar zij was vooral het werk van de grote burgerij4
. Zij voerde een
revolutie door die haar een staatsvorm en grondwet gaf ten dienste van de belangen van haar
eigen klasse tegen die van de adel en de kerk. Op politiek vlak vond zij onderdak eerst bij de
Feuillants en erna bij de Girondijnen. Deze groep voelde zich nooit thuis bij haar bondgenoten
van “1789”, de Parijse radicale Jacobijnen en de gedreven volkse sansculotten. De tweede
revolutionaire fase is die van “1793”, de radicale volksrevolutie met haar gelijkheid, sociale
rechten (recht op arbeid) en relatief verregaande economische hervormingen, dit alles
neergeschreven in een grondwet van jaar I of 1793, die echter dode letter zou blijven.
Deze revolutie was radicaal, egalitair, sociaal georiënteerd en bedoeld om de economie te
reglementeren en dus de individuele vrijheid in zekere mate te beperken ten voordele van de
gemeenschap, dus gericht op het algemeen belang, “pour le bonheur commun”. (Deze
revolutie behield echter ook het recht op privé eigendom, “1793” was eerder “sociaal
democratisch” dan socialistisch.) "1793" was het werk van persoonlijkheden zoals
Robespierre, de Parijse Jacobijnen, essentieel voortegenwoordigers van de Parijse
kleinburgerij. Hun principes waren in feite even “liberaal” als die van de grote burgerij, maar
zij troffen ook maatregelen waarmee zij de elementaire behoeften van de Parijse sansculotten
wilden voldoen. Deze laatsten waren immers de onmisbare bondgenoten van de Jacobijnen in
hun strijd tegen Girondijnen, maar ook - en vooral - tegen de contrarevolutie. “1793” was
vooral een Parijs fenomeen, en in die radicale fase werd de revolutie in veel opzichten een
conflict tussen Parijs en de rest van Frankrijk . Het verzet kwam niet toevallig vooral van de
grote burgerij uit de belangrijke provinciesteden..
De contrarevolutie was enerzijds het werk van de geëmigreerde adel, refractaire priesters en
de boeren van de Vendée en elders, zij wilden een terugkeer naar het Ancien Regime. De
grote burgerij van haar kant wilde dit niet, ze wilde de verwezenlijkingen behouden van
“haar” revolutie, “1789”. Zij had niets te winnen en veel te verliezen bij een Jacobijnse
“radicalisering” van de revolutionaire ontwikkeling zoals in "1793" met zijn egalitarisme en
staatstussenkomst in de economie. De bourgeoisie was echter ook gekant tegen een terugkeer
naar het Ancien Regime waar de staat opnieuw ten dienste zou staan van de adel en de kerk.
Zij wilde een terugkeer naar "1789", de gematigde burgerlijke revolutie, maar met een
republiek en niet met een grondwettelijke constitutionele monarchie. Dit leidde tot de
staatsgreep van Thermidor in 17945
, de “thermidoriaanse” reactie die de grondwet van “jaar
III” realiseerde. Een Frans historicus omschreef die als een systeem dat “garant staat voor het
privé- bezit en de liberale ideeën en komaf maakt met alles wat verder gaat dan de burgerlijke
revolutie6
in de richting van het socialisme”. De thermidoriaanse heruitgave van “1789” kan
omschreven worden als een “burgerlijke republiek” of als “een republiek van bezitters”. De
regeringsvorm die zo ontstond geraakte bekend als het Directoire.
Maar dit Directoire heeft meer en meer nood aan een tussenkomst van het leger, belaagd als
ze is door het linkse neo-jacobininse en het contra-revolutionair royalisme. En zo nadert de
ontknoping van de Franse Revolutie: ze mondt uit in een militaire dictatuur. Om haar socio-
economische overheersing te beschermen geeft de burgerij uiteindelijk de politieke macht in
handen van een betrouwbaar generaal: Napoleon Bonaparte. Zo houden zij de macht uit de
handen van de linkse en contrarevolutionaire oppositie en in ruil zorgt Napoleon ervoor dat
beide oppositiekrachten onderdrukt worden. Hij versterkt het sociaal-economisch systeem op
financieel gebied met de oprichting in 1800 van de Bank van Frankrijk en het juridisch
systeem met zijn Code Civil van 1804 en zo meer7
.
De historicus Georges Dupeux schrijft: “In Napoleon heeft de Franse burgerij haar
beschermheer en meester gevonden8
”.
Wat betreft de verworvenheden van de Franse Revolutie was Napoleons beleid tweeledig.
Enerzijds liquideerde hij de egalitaire experimenten van “1793”, en ook vele democratische
verwezenlijkingen van “1789” verdwenen. Anderzijds werden essentiële verworvenheden van
“1789” behouden en zelfs geconsolideerd. Op de vraag of Napoleon al of niet een
revolutionair was, zou men kunnen antwoorden dat hij terzelfdertijd een voor- en tegenstander
van de revolutie was: hij was een revolutionair omdat hij tegen de royalistische
contrarevolutie wasen een voorstander was van de gematigde burgerlijke revolutie van
“1789”; maar hij was ook een tegenstander van “1793,” de radicale revolutie van de Parijse
Jacobijnen en sansculotten. Anne Jourdan citeert een Pruisisch commentator die al in 18159
schreef dat Napoleon “niets anders was dan de verpersoonlijking van één van de stadia van de
Franse revolutie”. Dit stadium was de burgerlijke revolutie van “1789” die Napoleon niet
enkel in Frankrijk maar ook in de rest van Europa doorvoerde.
Maar om komaf te maken met een revolutie die verder wilde gaan dan “1789” moest ze
weggehaald worden uit Parijs, de revolutionaire broeikast. Daarom koos men niet toevallig
Napoleon Bonaparte, een man uit Ajaccio, de Franse provinciestad die het verst verwijderd is
van Parijs. Hij was trouwens ook een spruit van een van Corsica’s bescheiden adellijke
families10
”, anders gezegd: een kind van een soort groot-burgerlijke familie met adellijke
ambities of een familie uit de lage adel met de levensstijl van de grote burgerij. Hoe dan ook,
in veel opzichten behoorden de Bonapartes tot de grote burgerij, die klasse die in heel
Frankrijk haar belangen had veilig gesteld in “1789” en die wilde consolideren met een
militaire dictatuur gericht tegen zowel “het rechtse als het linkse gevaar”.
Het past hier ook op te merken dat de definitieve stap naar de liquidatie van de revolutie, nl.
de “Brumaire”, tegelijk een geografische stap was, weg van Parijs, weg van de wieg van de
revolutie, weg uit het hol van de leeuw van de te radicale Jacobijnen en Parijse sansculotten.
Ook de verplaatsing naar de voorstad Saint-Cloud, waar de staatsgreep plaatsvond die
Napoleon aan de macht bracht, betekende een weliswaar kleine maar toch symbolische stap
weg van Parijs , in de richting van het veel minder revolutionaire en zelfs eerder
contrarevolutionaire platteland. Tot slot kunnen we nog verwijzen naar een kleine ironie van
de geschiedenis en de topografie: te weten dat Saint-Cloud op de weg ligt tussen Parijs en
Versailles, het verblijf van de absolutistische koningen vóór de revolutie. Saint-Cloud is in
feite de topografische weergave van het historische feit dat Frankrijk, na de democratische
ervaring van de revolutie, opnieuw de weg koos van het politiek absolutisme, zoals Versailles
vóór “1789” dé plaats van de “zonnekoningen”. Maar dit keer was het een absolutisme dat de
belangen van de grote burgerij diende en niet die van de adel en de Bourbons.
Daar waar “1789” en “1794” bij ons eerder de revolutionaire en contrarevolutionaire
gebeurtenissen in Parijs oproepen, roepen de dictatuur van Bonaparte en ook die van het
Directoire vooral een eindeloze reeks van veldslagen op, bevochten ver van Parijs en zelfs ver
buiten Frankrijk. In Parijs herinneren de straatnamen zoals Iéna (Jena), Rivoli, Wagram,
Austerlitz ons daar heel goed aan. Dat is geen toeval: die oorlogen waren essentieel om het
hoofddoel van Bonapartes dictatuur te bereiken, de verworvenheden van “1789” veilig te
stellen tegen de terugkeer van het vroegere absolutisme en de heruitgave van "1793".
De revolutie beschermen, uitdiepen, radicaliseren en intensifiëren, dat was het doel van de
terreur door Robespierre en de Montagnards. Ze wilden de revolutie “internaliseren”, ze een
nationaal karakter geven met Parijs als centrum. Het is niet toevallig dat de onthoofdingen
met de guillotine gebeurden op het centrale stadsplein, precies in het centrum van Parijs. In
tegenstelling tot de Girondijnen waren Robespierre en bevriende Jacobijnen principieel
gekant tegen de internationale oorlogen omdat ze een verspilling betekenden van de
revolutionaire krachten en een gevaar voor het “internaliseren” van de revolutie De eindeloze
reeks oorlogen onder auspiciën van de Thermidoriaanse Directoires en later onder Napoleon,
“externaliseerden” de revolutie van 1789 wat meteen een dam opwierp tegen de interne
revolutie en de radicalisering van de revolutie van “1793”.
Deze oorlogen waren een “oplossing” voor de grote sociale problemen die in Parijs leidden
tot grote revolutionaire daden zoals de inname van de Bastille. De militaire dienst en de
“Keynesiaanse” impact van de oorlog op de nationale economie - die eigenlijk een
oorlogseconomie was – vormden een soort oplossing voor de sociaal-economische
problemen. De werklozen werden grotendeels ingezet in het leger en de militaire uitgaven
stimuleerden de vraag onder andere naar legeruniformen wat dan de economie weer
stimuleerde. Maar vanuit Thermidoriaans oogpunt had de rekrutering, ver van Parijs, vooral
dan van jonge sansculotten nog een ander voordeel: er bleven te weinig revolutionaire
krachten over om de successen van de sansculotterie in 1789 te kunnen herhalen. Het waren
vooral vrouwen en slechts een handvol mannen die de revolutionaire opstanden van Germinal
en Prairial in 1795 voerden en verloren. Het Directoire en nadien Bonaparte consolideerden
deze toestand door een verplichte militaire dienst in te voeren : “Het is Napoleon (aldus de
historicus Henri Guillemin) die de jonge potentieel “gevaarlijke” Parijse revolutionairen ver
wegvoerde van Parijs, zelfs tot in Moskou, wat de gegoede burgers opluchtte11
”. En alle
militaire overwinningen in het buitenland, met hun bezetting en plundering van veroverde
gebieden, brachten eveneens geld in de Franse staatskas. “Oorlog brengt op” zegden de
Thermidorianen en Napoleon in 1810: ”de oorlog is de bron van rijkdom van Frankrijk12
”. Dit
geld diende niet enkel om het leger te onderhouden, maar ook de staatskas werd gesaneerd en
er bleven zelfs wat kruimels over voor “het gewone volk” in Frankrijk en vooral in Parijs. De
broodprijs werd laag gehouden met subsidies wat niet alleen de fysische honger maar ook de
revolutionaire ‘honger’ kalmeerde. De sociale problemen in Parijs en Frankrijk werden zo
getemperd door de oorlog en met het geld van het buitenland.
Het officiële discours luidde dat Frankrijk het buitenland wilde laten delen in de weldaden
van “1789” (de burgerlijke wel te verstaan), en met dit nobele doel voor ogen vertrokken ook
de sansculotten enthousiast ten strijde. (Ze zouden aan den lijve de voorspelling van
Robespierre ondervinden dat de “gewapende missionarissen” niet met open armen zouden
worden ontvangen). Het nieuws over de grote militaire overwinningen vervulde ook de
sansculotterie die in Frankrijk bleef met een patriottische fierheid die het revolutionaire
enthousiasme compenseerde dat gekoeld was na de mislukte opstand van Germinal en Prairial
in 1794. (Een historicus noteerde dat het nieuws over de overwinningen “een diep patriotisme
deed groeien dat het jacobijns enthousiasme vermengde met een chauvinistische
verheerlijking”).
Met een beetje hulp van de oorlogsgod Mars kon de revolutionaire energie van de
sansculotten en het Franse volk gekanaliseerd worden naar een meer gematigde opstelling.
We hebben hier te maken met een displacement process, een transfer-proces: het Franse volk,
ook de sansculotten, verloor langzaam zijn revolutionair enthousiasme en de bijhorende
idealen van vrijheid, gelijkheid en solidariteit tussen het Franse en met het buitenlandse
volkeren. Het volk ging in toenemende mate het gouden kalf aanbidden van het nationaal
chauvinisme, de territoriale expansie tot aan de zogezegd “natuurlijke” grenzen zoals de Rijn,
en de internationale glorie van de “grote natie” en (na de 18 en 19e
Brumaire) van zijn leider
Napoleon Bonaparte.
Het is in die zin dat we ook de uiteenlopende reacties van de Europese volkeren tegenover de
Franse oorlogen en veroveringen kunnen begrijpen. De elites van het Ancien Regime en de
boeren verwierpen de Franse revolutie en alles waar ze voor stond, terwijl anderen, vooral
plaatselijke Jacobijnen - zoals de Hollandse “patriotten” – ze onvoorwaardelijk steunden.
Waarschijnlijk gingen de meesten over van bewondering voor de ideeën en verwezenlijkingen
van de Franse revolutie naar weerzin voor het militarisme, het grenzeloze chauvinisme en het
onmeedogende Franse imperialisme – ook op het gebied van de taal13
– na Thermidor en
tijdens het Directoire en onder Napoleon. Heel wat Fransen kampten met een gevoel van
enthousiasme maar ook van weerzin voor de revolutie. We denken hier bijvoorbeeld aan
Beethoven. Met zijn derde symfonie “de Eroica” bewierookte hij Napoleon als de incarnatie
van de revolutie maar later componeerde hij een muziekstuk om de overwinningen van de
Engelse generaal Wellington op diezelfde Napoleon in het Wenen van de Habsburgse keizers
te vieren. De Engelsen van hun kant verwelkomden het gematigde “1789” want ze
interpreteerden die als een overgang in Frankrijk naar een grondwettelijke en parlementaire
monarchie die zij zelf honderd jaar vroeger hadden ingevoerd als de “Glorious Revolution”.
Bij de dichter William Wordsworth lezen we het eerste enthousiasme:
“Bliss was it in that dawn to be alive,
But to be young was very heaven!”
Maar uiteindelijk keken de meeste Britten, en dan vooral de behoudsgezinden, met afschuw
naar “1793” en de Terreur aan de andere kant van het “English Channel”. Hun woordvoerder
was Edmond Burke. In 1790 publiceerde hij Reflections on the Revolution in France, een
werk dat een echte Bijbel werd voor de contrarevolutionairen, niet enkel in Engeland maar
over de hele wereld. 150 jaar later zou George Orwell schrijven dat “voor de gemiddelde
Engelsman, de Franse Revolutie niet anders betekende dan een piramide van afgehakte
hoofden14
”. Hij zou hetzelfde kunnen zeggen over de niet Fransen van toen en ook nog
vandaag de dag. Een laatste bedenking – en niet de minste – is dat vooral voor de
Thermidorianen, maar ook de Bonapartisten de oorlog een echt wingewest was. Er viel
kolossaal veel geld te rapen voor de vriendjes van het regime. “De oorlog” was een grote
meevaller voor “de zaken”, vooral na de val van Robespierre. De legerbestellingen werden
exclusief toegekend aan privé firma’s en deden kapitaal binnenstromen. Overwinningen
betekenden niet enkel hoge winstmarges, maar ook grondstoffen en afzetmarkten kwamen
binnen het bereik van de Franse industrie die zich steeds verder ontwikkelde zodat de Franse
industriëlen een steeds belangrijker rol gingen spelen binnen de burgerij. Bijgevolg
ontwikkelde zich onder Napoleon het typisch 19e
eeuwse industrieel kapitalisme dat
langzamerhand het handelskapitalisme van de vorige eeuwen ging vervangen. (Dat was ook
het geval voor België, dat geannexeerd was bij Frankrijk. We denken hier aan Lieven
Bauwens en aan de opkomst van het industriële kapitaal in Gent).
In Frankrijk is het opvallend dat de accumulatie van het handelskapitaal vooral mogelijk werd
door de slavenhandel terwijl daarna de accumulatie van het industrieel kapitaal mogelijk werd
door de oneindige reeks oorlogen van het Directoire en nadien van Napoleon. In die zin heeft
Balzac gelijk wanneer hij schrijft “achter elk groot fortuin schuilt een misdaad”.
Tot de tijd van Robespierre voerde het revolutionaire Frankrijk ook oorlog maar dan om de
revolutie te verdedigen tegenover de contrarevolutie. Het is na de val van Robespierre, onder
Thermidor, dat Frankrijk een militaristisch land werd en zelf een reeks oorlogen startte,
veroveringsoorlogen die men verdedigde als “bevrijdingsoorlogen”. “Onder het
Thermidoriaans regime wordt het republikeinse Frankrijk een oorlogszuchtig land15
” schrijft
historica Annie Jourdan. Het is ook evenmin een toeval dat het militaristische lied de
Marseillaise, dat opriep tegen de buitenlandse vijand het nationale volkslied werd op 14 juli
1795. Nochtans waren er vele revolutionaire liederen uit die tijd die even populair waren,
zoals het Ah, ça ira! In de ogen van de Thermidorianen was dit lied politiek niet correct. Ook
al sprak het lied niet over “1793” het bezong de radicale kant van “1789”, het pleitte voor een
internalisering en niet de externalisering van “1789”. (Als het lied spreekt over “les
aristocrates”, dan gaat dit over de “aristocratische burgerij”, dus de hoge burgerij en de rijken
in het algemeen16
). De Marseillaise werd de hymne van de Franse Revolutie, die van “1789”,
en door de oorlogen het exportproduct per uitstek naar het buitenland. Ook onder de
heerschappij van Napoleon bleef het lied de nationale hymne en verdween het radicale Ah, ça
ira! uit het muzikale repertorium. Om dezelfde redenen behield Napoleon de Franse driekleur,
de nationale vlag, symbool èn van “1789” maar ook van het Franse imperialisme. Maar de
rode kleur, al aanwezig in de Franse vlag, kon niet meer voor de rode muts die onder zijn
heerschappij verdween. De rode muts werd trouwens al verboden door de Thermidorianen.
De oorlogen van het revolutionaire Frankrijk stimuleerden de ontwikkeling van een
industrieel productiesysteem. Ze betekenden meteen het einde van het atelierwerk, de
ambachtelijke productiemethode, die op kleine schaal de producten op ambachtelijke manier
vervaardigde. Zo hadden de oorlogen tot gevolg dat onder de Thermidorianen en Napoleon de
sansculotten niet enkel fysisch verdwenen uit Parijs – zij waren immers vooral de kleine
ambachtslui, kleine producenten en winkeliers – maar ook dat ze verdwenen van het
sociaaleconomische landschap. De sansculotterie speelde tijdens de Parijse revolutie een
historische rol. Door de oorlogen die de revolutie liquideerden verdween de sansculotterie. In
die zin heeft de revolutie effectief haar kinderen verslonden. Vanuit antropologisch oogpunt
kan men stellen dat de Franse burgerij haar klassenvijand verslonden heeft om plaats te
maken voor een andere, veel gevaarlijker, namelijk het industriële “proletariaat”. Want wat
de economische productie betreft was de toekomst van nu af aan in handen van de fabrieken,
machines, industriëlen en wat het werk betreft, de betaalde fabrieksarbeider en niet meer de
“onafhankelijke” ambachtsman. En in dat proletariaat van de 19e
eeuw zal de bourgeoisie een
veel sterkere tegenstander hebben dan de sansculotterie van het einde van de 18e
eeuw.
In vele opzichten maakte de sansculotterie de Franse revolutie mogelijk, maar diezelfde
revolutie veegde de sansculotterie weg. Dat was vooral het geval in de steden en in Parijs. Op
het platteland kon men een analoge evolutie vaststellen. De boeren maakten de revolutie,
maar door de verkoop van de kerkelijke goederen aan de burgers en welgestelde boeren
schakelde de revolutie de kleine boer uit en maakte er vooral “kanonnenvlees” van voor de
Napoleontische oorlogen en daarna dagloners in de landbouw. Zij verhuisden naar industriële
steden zoals Lyon, Metz, Lille, Roubaix en Saint-Etienne – om werk te vinden in de fabrieken
en dus ook het stedelijk proletariaat te vervoegen. Met andere woorden, het
fabrieksproletariaat neemt de rol van de sansculotterie over, niet enkel door zijn plaats in het
productieproces maar ook in de sociale conflicten van de nieuwe tijd die begon met de Franse
Revolutie.
De Revolutie die de adel wegveegde en plaatsmaakte voor de burgerij elimineerde de
sansculotterie, die haar overwinning mogelijk maakte. Maar terzelfdertijd bracht de revolutie
de klasse van de betaalde fabrieksarbeiders voort, die in de volgende eeuw en ook verder deze
triomf van de burgerij zal contesteren. Er braken heel wat revoluties los, later ontstonden er
nieuwe oorlogen die op hun beurt, aanleiding gaven tot revoluties. We denken hier aan de
Frans-Pruisische oorlog van 1870-1871, die gevolgd werd door de Commune van Parijs. Het
meest spectaculaire voorbeeld was echter de oorlog van 1914-1918 die in Europa tot doel had
eens en voor altijd een einde te stellen aan de revolutie maar die echter de moeder werd van
de grote Russische Revolutie.
Met Bonaparte eindigde de revolutie daar waar ze moest eindigen, toch wat de Franse burgerij
betreft. Met Bonaparte triomfeerde ze. Het is dan ook geen toeval dat in de Franse steden de
“notabelen”, het is te zeggen handelaars, bankiers, advocaten en andere vertegenwoordigers
van de grote burgerij elkaar ontmoetten in restaurants en cafés met de naam “Bonaparte”,
zoals de socioloog Pierre Bourdieu in één van zijn werken opmerkt. De hoge burgerij is
Napoleon nog steeds dankbaar voor de goede diensten die hij haar bewees, want hij heeft haar
sociaaleconomische positie beschermd tegen zowel rechts als links. De hoeksteen van dit hele
systeem was niets minder dan het privébezit. Niet het kleine privé bezit maar het privébezit
van de productiemiddelen. Dat precies het privébezit, het alfa en omega van hele burgerlijke
systeem, onaantastbaar werd en bleef onder Napoleon, wordt pijnlijk bevestigd door het
slavendom in de Franse kolonies , want toen werd de slaaf beschouwd als een legitieme vorm
van dit privé bezit17
.
De “bourgeois gentilhommes”, zij die deel uitmaakten van de grote burgerij en voor 1789 de
adel na-aapten - die ze haatten maar tegelijk ook bewonderden - konden het beleid van
Napoleon ook appreciëren omwille van de prestigieuze adellijke titels die ze voor bewezen
diensten verkregen. Napoleon voerde eigenlijk een nieuw soort adel in: “de verdienste” en
niet de geboorte werden het nieuwe criterium om tot de adel te behoren. Het zou fout zijn het
socio-psychologisch belang hiervan te onderschatten. De hoge burgerij van de Verenigde
Staten van Amerika, voortgekomen uit een andere republikeinse revolutie, heeft ook een zwak
voor deze pseudo prestigieuze aristocratische attributen. Zoals in Frankrijk onder de ‘Louis
dynastieën’ krijgen de zonen van de hoge captains of industry de voornaam van hun vader
maar met een Romeins cijfer. Zo is de achterkleinzoon van de petroleummagnaat John
Rockefeller , gekend onder de naam John Rockefeller IV.
In Frankrijk en vele andere landen hebben heel wat mensen, waaronder historici en politici
misprijzen voor Robespierre en de Jacobijnen, en zeker voor de sansculotterie en veroordelen
het bloedvergieten dat hun volkse en “radicale” revoluties veroorzaakten in “1793”. Diezelfde
personen hebben dikwijls een grote bewondering voor Napoleon en de zachte revolutie
“1789”. Zij veroordelen de “internalisering” van “1789” omdat zij zou gepaard gaan met de
terreur die in Frankrijk en vooral Parijs, duizenden slachtoffers, maakte. Een terreur die ze op
rekening van de Jacobijnse “ideologie” en/of vooral de ingeboren zucht naar bloed van “het
volk”. Het is duidelijk dat zij niet –willen- begrijpen dat de “externalisering” van de revolutie
door de Thermidorianen en door Napoleon, via de internationale oorlogen die twintig jaar
duurden, het leven kostten aan miljoenen slachtoffers doorheen Europa, vele Franse burgers
incluis. In feite kan men stellen dat die oorlogen een veel grotere bron van terreur en
bloedvergieten waren dan de terreur onder de Montagnards ooit kon zijn.
De terreur onder de Jacobijnen kostte het leven aan 50.000 personen, ongeveer 0,2 procent
van de Franse bevolking. Is dat veel of weinig, vraagt de historicus die deze cijfers18
citeert,
zich af. In vergelijking met de slachtoffers van de expansieoorlogen voor de meerdere glorie
van de natie van de Thermidorianen en Napoleon is dit weinig. Alleen al de slag bij Waterloo,
de laatste van de zogenaamd “glorierijke” carrière van Napoleon, maakte “min of meer” 40
tot 50.000 doden en gekwetsten; als je daar de schermutselingen van Ligny en de Quatre-Bras
bijtelt zitten we al tussen de 80 en 90.000 doden en gewonden.
En in de slag bij Leipzig van 1813, vandaag de dag bijna helemaal vergeten, die Napoleon
eveneens verloor, vielen 140.000 slachtoffers19
. En wat zijn catastrofale Russische campagne
betreft, zij liet honderdduizenden doden en verminkten na. Maar niemand spreekt van een
“terreur” van Bonaparte en in Parijs vindt men ontelbare monumenten, straten en pleinen die
deze “heldhaftige veldslagen” van de Coriscaan verheerlijken.
Marx en Engels merkten reeds op dat de Thermidorianen en hun opvolgers de terreur
perfectioneerden door de omvorming van de permanente revolutie binnen Frankrijk tot een
permanente oorlog in Europa. Met ander woorden: onder hun oorlogsbeleid vloeide ontelbaar
meer bloed dan onder het terreurbeleid van Robespierre. Het is in elk geval onmiskenbaar dat
de export of de “externalisering” van de revolutie door de grote burgerij een veel zwaardere
tol eiste en veel meer slachtoffers maakte dan de poging van de Jacobijnen om de revolutie te
radicaliseren door middel van de terreur, ze te “internaliseren” in Frankrijk en vooral in Parijs.
De meeste politici en ook historici zien een oorlog steeds als een legitieme activiteit van een
staat en als een bron van glorie en fierheid voor de winnaars en meestal ook, voor de
zogezegde “heroïsche” verliezers.
1
Vrije vertaling van de bijdrage van historicus Jacques Pauwels; Napoléon : Révolutionnaire ou
contre-révolutionnaire, héros ou malfaiteur? http://www.mondialisation.ca/napoleon-revolutionnaire-
ou-contre-revolutionnaire-heros-ou-malfaiteur/5456643
2
http://www.mondialisation.ca/author/jacques-r-pauwels
3
Geschreven naar aanleiding van de 200
ste
verjaardag van de nederlaag van Napoleon in de slag bij
Waterloo op 18 juni 1815.
4
Albert Soboul, A Short History of the French Revolution 1889-1799, Berkely/CA, 1977, p. 158,
schreef hierover: “Het waren de terreur en het geweld van het volk, die de ruïnes van het feodalisme
en het absolutisme wegvaagden ten voordele van de burgerij”.
5
François Furet en Denis Richet, La Révolution française, nouvelle édition, Paris, 1973, p. 258, vatten
dit goed samen: “Thermidor vernieuwd de band met 1789”
6
Charles Morazé, The Triumph of the Middle Classes : A Political and Social History of Europe in the
Nineteenth Century, Garden City/NY, 1968, pp. 165-66.
7
Zie bij voorbeeld Arnold Hauser, Sozialgeschichte der Kunst und Literatur, Munich, 1990, p. 668.
8
Georges Dupeux, La société française 1789-1970, Paris, 1974, p. 100.
9
Annie Jourdan, La Révolution, une exception française ?, nouvelle édition, Paris, 2006, p. 292.
10
Furet et Richet, op. cit., p. 405.
11
Henri Guillemin, Silence aux pauvres !, Paris, 1989, pp. 119-20. Zie ook Michel Vovelle, Die
Französische Revolution: Soziale Bewegung und Umbruch der Mentalitäten, Francfort-sur-le-Main,
1985, pp. 117-18.
12
Geciteerd door Guillemin, op. cit., p. 58.
13
Het Frans werd beschouwd als de taal van de revolutie en diende daar de “universele taal” te
worden. Omgekeerd werden de andere talen, zeker binnen Frankrijk, beschouwd te worden als de
reflectie in de taal van de contrarevolutie. Bijgevolg dienden de dialecten te verdwijnen. “Laten we de
dialecten (het jargon) vernietigen” verklaarde een revolutionair in 1794, “De republiek is geografisch
en politiek één en ondeelbaar. Bijgevolg mag ze niet verdeeld worden door de taal”. Zie; Jürgen
Trabant, « Langue et révolution », www.sens-et-texte.paris4.sorbonne.fr/IMG/pdf/doc-63.pdf.
14
Geciteerd door M. J. Cohen et John Major, History in Quotations, Londres, 2004, p. 524.
15
Jourdan, op. cit., p. 245.
16
Soboul, op. cit., pp. 25-27
17
Clarence J. Munford, « Les Libertés de 1789 in the Caribbean – Slave Revolution in St. Domingue
», in Manfred Kossok et Editha Kross (éds), 1789 – Weltwirkung einer grossen Revolution, Berlin,
1989, tome deux, p. 540.
18
Vovelle, op. cit., p. 141 ; voir aussi http://en.wikipedia.org/wiki/Reign_of_Terror
19
Gunther E. Rothenberg, The Art of Warfare in the Age of Napoleon, Bloomington/IN, 1980, pp. 81-
82, 252-53

More Related Content

What's hot

What's hot (11)

Napoleon, tussen mythe en werkelijkheid
Napoleon, tussen mythe en werkelijkheidNapoleon, tussen mythe en werkelijkheid
Napoleon, tussen mythe en werkelijkheid
 
1914-1918: De Groote Klassenoorlog
1914-1918: De Groote Klassenoorlog1914-1918: De Groote Klassenoorlog
1914-1918: De Groote Klassenoorlog
 
5 gs gwp thema democratie
5 gs gwp thema democratie5 gs gwp thema democratie
5 gs gwp thema democratie
 
Kan men Napoleon met Hitler vergelijken?
Kan men Napoleon met Hitler vergelijken?Kan men Napoleon met Hitler vergelijken?
Kan men Napoleon met Hitler vergelijken?
 
Gebeurtenis Spaanse Burgeroorlog
Gebeurtenis Spaanse BurgeroorlogGebeurtenis Spaanse Burgeroorlog
Gebeurtenis Spaanse Burgeroorlog
 
De Spaanse burgeroorlog
De Spaanse burgeroorlogDe Spaanse burgeroorlog
De Spaanse burgeroorlog
 
De Commune van Parijs (1871), de eerste socialistische staat
De Commune van Parijs (1871), de eerste socialistische staatDe Commune van Parijs (1871), de eerste socialistische staat
De Commune van Parijs (1871), de eerste socialistische staat
 
De Belgische Revolutie van 1830
De Belgische Revolutie van 1830De Belgische Revolutie van 1830
De Belgische Revolutie van 1830
 
Robespierre, de onkreukbare
Robespierre, de onkreukbareRobespierre, de onkreukbare
Robespierre, de onkreukbare
 
Napoleon
NapoleonNapoleon
Napoleon
 
Napoleon Bonaparte
Napoleon BonaparteNapoleon Bonaparte
Napoleon Bonaparte
 

Similar to Napoleon, held of schurk?

Franse Revolutie t.e.m. Directoire 1789-1799
Franse Revolutie t.e.m. Directoire 1789-1799Franse Revolutie t.e.m. Directoire 1789-1799
Franse Revolutie t.e.m. Directoire 1789-1799dhr. Gwen Vergouwen
 
De socialistische beweging en de Eerste Wereldoorlog
De socialistische beweging en de Eerste WereldoorlogDe socialistische beweging en de Eerste Wereldoorlog
De socialistische beweging en de Eerste WereldoorlogPersoonlijke studie teksten
 
Verlichting Voltaire XVIIIe eeuw
Verlichting Voltaire XVIIIe eeuwVerlichting Voltaire XVIIIe eeuw
Verlichting Voltaire XVIIIe eeuwLeonore1977
 
Enkele lessen uit de Commune in het licht van de hedendaagse sociale strijd
Enkele lessen uit de Commune in het licht van de hedendaagse sociale strijdEnkele lessen uit de Commune in het licht van de hedendaagse sociale strijd
Enkele lessen uit de Commune in het licht van de hedendaagse sociale strijdPersoonlijke studie teksten
 
Absolutisme en parlementarisme
Absolutisme en parlementarismeAbsolutisme en parlementarisme
Absolutisme en parlementarismetinevandevijvere
 
De ervaringen van de Communistische Internationale en hun betekenis voor de h...
De ervaringen van de Communistische Internationale en hun betekenis voor de h...De ervaringen van de Communistische Internationale en hun betekenis voor de h...
De ervaringen van de Communistische Internationale en hun betekenis voor de h...Persoonlijke studie teksten
 
De socialistische Oktoberrevolutie van 1917, 90 jaar later
De socialistische Oktoberrevolutie van 1917, 90 jaar laterDe socialistische Oktoberrevolutie van 1917, 90 jaar later
De socialistische Oktoberrevolutie van 1917, 90 jaar laterPersoonlijke studie teksten
 
De Eerste Wereldoorlog, de Oktoberrevolutie en de Belgische Werkliedenpartij
De Eerste Wereldoorlog, de Oktoberrevolutie en  de Belgische WerkliedenpartijDe Eerste Wereldoorlog, de Oktoberrevolutie en  de Belgische Werkliedenpartij
De Eerste Wereldoorlog, de Oktoberrevolutie en de Belgische WerkliedenpartijPersoonlijke studie teksten
 
Annie jourdan napoleon als keizer der fransen en overheerser van europa
Annie jourdan napoleon als keizer der fransen en overheerser van europaAnnie jourdan napoleon als keizer der fransen en overheerser van europa
Annie jourdan napoleon als keizer der fransen en overheerser van europaVeenMedia
 
De Oktoberrevolutie. Verwachtingen en verwezenlijkingen
De Oktoberrevolutie. Verwachtingen en verwezenlijkingenDe Oktoberrevolutie. Verwachtingen en verwezenlijkingen
De Oktoberrevolutie. Verwachtingen en verwezenlijkingenPersoonlijke studie teksten
 
Dominique blok 1
Dominique blok 1Dominique blok 1
Dominique blok 1ivanstraten
 
Het Communistisch Manifest. 150 jaar jong in een geschiedenis die meet met ee...
Het Communistisch Manifest. 150 jaar jong in een geschiedenis die meet met ee...Het Communistisch Manifest. 150 jaar jong in een geschiedenis die meet met ee...
Het Communistisch Manifest. 150 jaar jong in een geschiedenis die meet met ee...Persoonlijke studie teksten
 
Omtrent enkele aspecten van de strijd tegen het revisionisme
Omtrent enkele aspecten van de strijd tegen het revisionisme Omtrent enkele aspecten van de strijd tegen het revisionisme
Omtrent enkele aspecten van de strijd tegen het revisionisme Persoonlijke studie teksten
 

Similar to Napoleon, held of schurk? (20)

Instructie 6.2
Instructie 6.2Instructie 6.2
Instructie 6.2
 
Franse Revolutie t.e.m. Directoire 1789-1799
Franse Revolutie t.e.m. Directoire 1789-1799Franse Revolutie t.e.m. Directoire 1789-1799
Franse Revolutie t.e.m. Directoire 1789-1799
 
De socialistische beweging en de Eerste Wereldoorlog
De socialistische beweging en de Eerste WereldoorlogDe socialistische beweging en de Eerste Wereldoorlog
De socialistische beweging en de Eerste Wereldoorlog
 
Verlichting Voltaire XVIIIe eeuw
Verlichting Voltaire XVIIIe eeuwVerlichting Voltaire XVIIIe eeuw
Verlichting Voltaire XVIIIe eeuw
 
Enkele lessen uit de Commune in het licht van de hedendaagse sociale strijd
Enkele lessen uit de Commune in het licht van de hedendaagse sociale strijdEnkele lessen uit de Commune in het licht van de hedendaagse sociale strijd
Enkele lessen uit de Commune in het licht van de hedendaagse sociale strijd
 
Absolutisme en parlementarisme
Absolutisme en parlementarismeAbsolutisme en parlementarisme
Absolutisme en parlementarisme
 
De ervaringen van de Communistische Internationale en hun betekenis voor de h...
De ervaringen van de Communistische Internationale en hun betekenis voor de h...De ervaringen van de Communistische Internationale en hun betekenis voor de h...
De ervaringen van de Communistische Internationale en hun betekenis voor de h...
 
De socialistische Oktoberrevolutie van 1917, 90 jaar later
De socialistische Oktoberrevolutie van 1917, 90 jaar laterDe socialistische Oktoberrevolutie van 1917, 90 jaar later
De socialistische Oktoberrevolutie van 1917, 90 jaar later
 
De Eerste Wereldoorlog, de Oktoberrevolutie en de Belgische Werkliedenpartij
De Eerste Wereldoorlog, de Oktoberrevolutie en  de Belgische WerkliedenpartijDe Eerste Wereldoorlog, de Oktoberrevolutie en  de Belgische Werkliedenpartij
De Eerste Wereldoorlog, de Oktoberrevolutie en de Belgische Werkliedenpartij
 
Enkele lessen uit de Commune van Parijs
Enkele lessen uit de Commune van ParijsEnkele lessen uit de Commune van Parijs
Enkele lessen uit de Commune van Parijs
 
Gebeurtenis
GebeurtenisGebeurtenis
Gebeurtenis
 
Marx, Lenin en de Belgische staatshervorming
Marx, Lenin en de Belgische staatshervormingMarx, Lenin en de Belgische staatshervorming
Marx, Lenin en de Belgische staatshervorming
 
Neoklassisisme [compatibility mode]
Neoklassisisme [compatibility mode]Neoklassisisme [compatibility mode]
Neoklassisisme [compatibility mode]
 
Annie jourdan napoleon als keizer der fransen en overheerser van europa
Annie jourdan napoleon als keizer der fransen en overheerser van europaAnnie jourdan napoleon als keizer der fransen en overheerser van europa
Annie jourdan napoleon als keizer der fransen en overheerser van europa
 
De Oktoberrevolutie. Verwachtingen en verwezenlijkingen
De Oktoberrevolutie. Verwachtingen en verwezenlijkingenDe Oktoberrevolutie. Verwachtingen en verwezenlijkingen
De Oktoberrevolutie. Verwachtingen en verwezenlijkingen
 
Instructie 6.3
Instructie 6.3Instructie 6.3
Instructie 6.3
 
Dominique blok 1
Dominique blok 1Dominique blok 1
Dominique blok 1
 
Het Communistisch Manifest. 150 jaar jong in een geschiedenis die meet met ee...
Het Communistisch Manifest. 150 jaar jong in een geschiedenis die meet met ee...Het Communistisch Manifest. 150 jaar jong in een geschiedenis die meet met ee...
Het Communistisch Manifest. 150 jaar jong in een geschiedenis die meet met ee...
 
Omtrent enkele aspecten van de strijd tegen het revisionisme
Omtrent enkele aspecten van de strijd tegen het revisionisme Omtrent enkele aspecten van de strijd tegen het revisionisme
Omtrent enkele aspecten van de strijd tegen het revisionisme
 
Met de ogen van de Keizer of de Geus?Carolus
Met de ogen van de Keizer of de Geus?CarolusMet de ogen van de Keizer of de Geus?Carolus
Met de ogen van de Keizer of de Geus?Carolus
 

Napoleon, held of schurk?

  • 1. Napoleon, revolutionair of contrarevolutionair, held of schurk?1 Jacques Pauwels2 , 18 juni 20153 De Franse revolutie was geen eenmalige gebeurtenis maar een aaneenschakeling van verschillende complexe gebeurtenissen die in verschillende stadia kunnen worden opgedeeld. Een aantal belangrijke stadia waren overigens contra-revolutionair in plaats van revolutionair, bijvoorbeeld de “opstand” van de adel op de vooravond van “1789” en de “18e Brumaire”, de staatsgreep van Napoleon Bonaparte in 1799. . Er waren echter bovendien twee sterk van elkaar verschillende revolutionaire fases: de gematigde revolutie van “1789” en de revolutie van “1793”. “1789” maakte een einde aan de absolute monarchie en het feodalisme, dus aan het monopolie van de koning en de privileges van de adel en de kerk. Belangrijke verworvenheden van “1789” waren de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: de gelijkheid van alle Fransen voor de wet, de scheiding van kerk en staat, het invoeren van een parlementair systeem met beperkt stemrecht en, niet in het minst, het ontstaan van een “moderne”, gecentraliseerde en “ondeelbare” Franse staat. De grondwet van 1791 verankerde al deze verworvenheden, die in hun geheel genomen een “historische” stap vooruit waren in de ontwikkeling van Frankrijk. Het “Ancien Regime” van voor "1789" stond voor een absolute monarchie terwijl de revolutie van 1789 de basis vormde van een parlementaire en constitutionele monarchie. Maar deze staatsvorm werd onmogelijk gemaakt door de maneuvers van Louis XVI en in 1792 ziet als gevolg daarvan een nieuwe staatsvorm het daglicht: de Franse Republiek. Dit alles is in grote mate het werk van de Franse grote burgerij. “1789” was mogelijk door de tussenkomst van de Parijse sansculotten, maar zij was vooral het werk van de grote burgerij4 . Zij voerde een revolutie door die haar een staatsvorm en grondwet gaf ten dienste van de belangen van haar eigen klasse tegen die van de adel en de kerk. Op politiek vlak vond zij onderdak eerst bij de Feuillants en erna bij de Girondijnen. Deze groep voelde zich nooit thuis bij haar bondgenoten van “1789”, de Parijse radicale Jacobijnen en de gedreven volkse sansculotten. De tweede revolutionaire fase is die van “1793”, de radicale volksrevolutie met haar gelijkheid, sociale rechten (recht op arbeid) en relatief verregaande economische hervormingen, dit alles neergeschreven in een grondwet van jaar I of 1793, die echter dode letter zou blijven. Deze revolutie was radicaal, egalitair, sociaal georiënteerd en bedoeld om de economie te reglementeren en dus de individuele vrijheid in zekere mate te beperken ten voordele van de gemeenschap, dus gericht op het algemeen belang, “pour le bonheur commun”. (Deze revolutie behield echter ook het recht op privé eigendom, “1793” was eerder “sociaal democratisch” dan socialistisch.) "1793" was het werk van persoonlijkheden zoals Robespierre, de Parijse Jacobijnen, essentieel voortegenwoordigers van de Parijse kleinburgerij. Hun principes waren in feite even “liberaal” als die van de grote burgerij, maar zij troffen ook maatregelen waarmee zij de elementaire behoeften van de Parijse sansculotten wilden voldoen. Deze laatsten waren immers de onmisbare bondgenoten van de Jacobijnen in hun strijd tegen Girondijnen, maar ook - en vooral - tegen de contrarevolutie. “1793” was vooral een Parijs fenomeen, en in die radicale fase werd de revolutie in veel opzichten een
  • 2. conflict tussen Parijs en de rest van Frankrijk . Het verzet kwam niet toevallig vooral van de grote burgerij uit de belangrijke provinciesteden.. De contrarevolutie was enerzijds het werk van de geëmigreerde adel, refractaire priesters en de boeren van de Vendée en elders, zij wilden een terugkeer naar het Ancien Regime. De grote burgerij van haar kant wilde dit niet, ze wilde de verwezenlijkingen behouden van “haar” revolutie, “1789”. Zij had niets te winnen en veel te verliezen bij een Jacobijnse “radicalisering” van de revolutionaire ontwikkeling zoals in "1793" met zijn egalitarisme en staatstussenkomst in de economie. De bourgeoisie was echter ook gekant tegen een terugkeer naar het Ancien Regime waar de staat opnieuw ten dienste zou staan van de adel en de kerk. Zij wilde een terugkeer naar "1789", de gematigde burgerlijke revolutie, maar met een republiek en niet met een grondwettelijke constitutionele monarchie. Dit leidde tot de staatsgreep van Thermidor in 17945 , de “thermidoriaanse” reactie die de grondwet van “jaar III” realiseerde. Een Frans historicus omschreef die als een systeem dat “garant staat voor het privé- bezit en de liberale ideeën en komaf maakt met alles wat verder gaat dan de burgerlijke revolutie6 in de richting van het socialisme”. De thermidoriaanse heruitgave van “1789” kan omschreven worden als een “burgerlijke republiek” of als “een republiek van bezitters”. De regeringsvorm die zo ontstond geraakte bekend als het Directoire. Maar dit Directoire heeft meer en meer nood aan een tussenkomst van het leger, belaagd als ze is door het linkse neo-jacobininse en het contra-revolutionair royalisme. En zo nadert de ontknoping van de Franse Revolutie: ze mondt uit in een militaire dictatuur. Om haar socio- economische overheersing te beschermen geeft de burgerij uiteindelijk de politieke macht in handen van een betrouwbaar generaal: Napoleon Bonaparte. Zo houden zij de macht uit de handen van de linkse en contrarevolutionaire oppositie en in ruil zorgt Napoleon ervoor dat beide oppositiekrachten onderdrukt worden. Hij versterkt het sociaal-economisch systeem op financieel gebied met de oprichting in 1800 van de Bank van Frankrijk en het juridisch systeem met zijn Code Civil van 1804 en zo meer7 . De historicus Georges Dupeux schrijft: “In Napoleon heeft de Franse burgerij haar beschermheer en meester gevonden8 ”. Wat betreft de verworvenheden van de Franse Revolutie was Napoleons beleid tweeledig. Enerzijds liquideerde hij de egalitaire experimenten van “1793”, en ook vele democratische verwezenlijkingen van “1789” verdwenen. Anderzijds werden essentiële verworvenheden van “1789” behouden en zelfs geconsolideerd. Op de vraag of Napoleon al of niet een revolutionair was, zou men kunnen antwoorden dat hij terzelfdertijd een voor- en tegenstander van de revolutie was: hij was een revolutionair omdat hij tegen de royalistische contrarevolutie wasen een voorstander was van de gematigde burgerlijke revolutie van “1789”; maar hij was ook een tegenstander van “1793,” de radicale revolutie van de Parijse Jacobijnen en sansculotten. Anne Jourdan citeert een Pruisisch commentator die al in 18159 schreef dat Napoleon “niets anders was dan de verpersoonlijking van één van de stadia van de Franse revolutie”. Dit stadium was de burgerlijke revolutie van “1789” die Napoleon niet enkel in Frankrijk maar ook in de rest van Europa doorvoerde.
  • 3. Maar om komaf te maken met een revolutie die verder wilde gaan dan “1789” moest ze weggehaald worden uit Parijs, de revolutionaire broeikast. Daarom koos men niet toevallig Napoleon Bonaparte, een man uit Ajaccio, de Franse provinciestad die het verst verwijderd is van Parijs. Hij was trouwens ook een spruit van een van Corsica’s bescheiden adellijke families10 ”, anders gezegd: een kind van een soort groot-burgerlijke familie met adellijke ambities of een familie uit de lage adel met de levensstijl van de grote burgerij. Hoe dan ook, in veel opzichten behoorden de Bonapartes tot de grote burgerij, die klasse die in heel Frankrijk haar belangen had veilig gesteld in “1789” en die wilde consolideren met een militaire dictatuur gericht tegen zowel “het rechtse als het linkse gevaar”. Het past hier ook op te merken dat de definitieve stap naar de liquidatie van de revolutie, nl. de “Brumaire”, tegelijk een geografische stap was, weg van Parijs, weg van de wieg van de revolutie, weg uit het hol van de leeuw van de te radicale Jacobijnen en Parijse sansculotten. Ook de verplaatsing naar de voorstad Saint-Cloud, waar de staatsgreep plaatsvond die Napoleon aan de macht bracht, betekende een weliswaar kleine maar toch symbolische stap weg van Parijs , in de richting van het veel minder revolutionaire en zelfs eerder contrarevolutionaire platteland. Tot slot kunnen we nog verwijzen naar een kleine ironie van de geschiedenis en de topografie: te weten dat Saint-Cloud op de weg ligt tussen Parijs en Versailles, het verblijf van de absolutistische koningen vóór de revolutie. Saint-Cloud is in feite de topografische weergave van het historische feit dat Frankrijk, na de democratische ervaring van de revolutie, opnieuw de weg koos van het politiek absolutisme, zoals Versailles vóór “1789” dé plaats van de “zonnekoningen”. Maar dit keer was het een absolutisme dat de belangen van de grote burgerij diende en niet die van de adel en de Bourbons. Daar waar “1789” en “1794” bij ons eerder de revolutionaire en contrarevolutionaire gebeurtenissen in Parijs oproepen, roepen de dictatuur van Bonaparte en ook die van het Directoire vooral een eindeloze reeks van veldslagen op, bevochten ver van Parijs en zelfs ver buiten Frankrijk. In Parijs herinneren de straatnamen zoals Iéna (Jena), Rivoli, Wagram, Austerlitz ons daar heel goed aan. Dat is geen toeval: die oorlogen waren essentieel om het hoofddoel van Bonapartes dictatuur te bereiken, de verworvenheden van “1789” veilig te stellen tegen de terugkeer van het vroegere absolutisme en de heruitgave van "1793". De revolutie beschermen, uitdiepen, radicaliseren en intensifiëren, dat was het doel van de terreur door Robespierre en de Montagnards. Ze wilden de revolutie “internaliseren”, ze een nationaal karakter geven met Parijs als centrum. Het is niet toevallig dat de onthoofdingen met de guillotine gebeurden op het centrale stadsplein, precies in het centrum van Parijs. In tegenstelling tot de Girondijnen waren Robespierre en bevriende Jacobijnen principieel gekant tegen de internationale oorlogen omdat ze een verspilling betekenden van de revolutionaire krachten en een gevaar voor het “internaliseren” van de revolutie De eindeloze reeks oorlogen onder auspiciën van de Thermidoriaanse Directoires en later onder Napoleon, “externaliseerden” de revolutie van 1789 wat meteen een dam opwierp tegen de interne revolutie en de radicalisering van de revolutie van “1793”. Deze oorlogen waren een “oplossing” voor de grote sociale problemen die in Parijs leidden tot grote revolutionaire daden zoals de inname van de Bastille. De militaire dienst en de “Keynesiaanse” impact van de oorlog op de nationale economie - die eigenlijk een
  • 4. oorlogseconomie was – vormden een soort oplossing voor de sociaal-economische problemen. De werklozen werden grotendeels ingezet in het leger en de militaire uitgaven stimuleerden de vraag onder andere naar legeruniformen wat dan de economie weer stimuleerde. Maar vanuit Thermidoriaans oogpunt had de rekrutering, ver van Parijs, vooral dan van jonge sansculotten nog een ander voordeel: er bleven te weinig revolutionaire krachten over om de successen van de sansculotterie in 1789 te kunnen herhalen. Het waren vooral vrouwen en slechts een handvol mannen die de revolutionaire opstanden van Germinal en Prairial in 1795 voerden en verloren. Het Directoire en nadien Bonaparte consolideerden deze toestand door een verplichte militaire dienst in te voeren : “Het is Napoleon (aldus de historicus Henri Guillemin) die de jonge potentieel “gevaarlijke” Parijse revolutionairen ver wegvoerde van Parijs, zelfs tot in Moskou, wat de gegoede burgers opluchtte11 ”. En alle militaire overwinningen in het buitenland, met hun bezetting en plundering van veroverde gebieden, brachten eveneens geld in de Franse staatskas. “Oorlog brengt op” zegden de Thermidorianen en Napoleon in 1810: ”de oorlog is de bron van rijkdom van Frankrijk12 ”. Dit geld diende niet enkel om het leger te onderhouden, maar ook de staatskas werd gesaneerd en er bleven zelfs wat kruimels over voor “het gewone volk” in Frankrijk en vooral in Parijs. De broodprijs werd laag gehouden met subsidies wat niet alleen de fysische honger maar ook de revolutionaire ‘honger’ kalmeerde. De sociale problemen in Parijs en Frankrijk werden zo getemperd door de oorlog en met het geld van het buitenland. Het officiële discours luidde dat Frankrijk het buitenland wilde laten delen in de weldaden van “1789” (de burgerlijke wel te verstaan), en met dit nobele doel voor ogen vertrokken ook de sansculotten enthousiast ten strijde. (Ze zouden aan den lijve de voorspelling van Robespierre ondervinden dat de “gewapende missionarissen” niet met open armen zouden worden ontvangen). Het nieuws over de grote militaire overwinningen vervulde ook de sansculotterie die in Frankrijk bleef met een patriottische fierheid die het revolutionaire enthousiasme compenseerde dat gekoeld was na de mislukte opstand van Germinal en Prairial in 1794. (Een historicus noteerde dat het nieuws over de overwinningen “een diep patriotisme deed groeien dat het jacobijns enthousiasme vermengde met een chauvinistische verheerlijking”). Met een beetje hulp van de oorlogsgod Mars kon de revolutionaire energie van de sansculotten en het Franse volk gekanaliseerd worden naar een meer gematigde opstelling. We hebben hier te maken met een displacement process, een transfer-proces: het Franse volk, ook de sansculotten, verloor langzaam zijn revolutionair enthousiasme en de bijhorende idealen van vrijheid, gelijkheid en solidariteit tussen het Franse en met het buitenlandse volkeren. Het volk ging in toenemende mate het gouden kalf aanbidden van het nationaal chauvinisme, de territoriale expansie tot aan de zogezegd “natuurlijke” grenzen zoals de Rijn, en de internationale glorie van de “grote natie” en (na de 18 en 19e Brumaire) van zijn leider Napoleon Bonaparte. Het is in die zin dat we ook de uiteenlopende reacties van de Europese volkeren tegenover de Franse oorlogen en veroveringen kunnen begrijpen. De elites van het Ancien Regime en de boeren verwierpen de Franse revolutie en alles waar ze voor stond, terwijl anderen, vooral plaatselijke Jacobijnen - zoals de Hollandse “patriotten” – ze onvoorwaardelijk steunden.
  • 5. Waarschijnlijk gingen de meesten over van bewondering voor de ideeën en verwezenlijkingen van de Franse revolutie naar weerzin voor het militarisme, het grenzeloze chauvinisme en het onmeedogende Franse imperialisme – ook op het gebied van de taal13 – na Thermidor en tijdens het Directoire en onder Napoleon. Heel wat Fransen kampten met een gevoel van enthousiasme maar ook van weerzin voor de revolutie. We denken hier bijvoorbeeld aan Beethoven. Met zijn derde symfonie “de Eroica” bewierookte hij Napoleon als de incarnatie van de revolutie maar later componeerde hij een muziekstuk om de overwinningen van de Engelse generaal Wellington op diezelfde Napoleon in het Wenen van de Habsburgse keizers te vieren. De Engelsen van hun kant verwelkomden het gematigde “1789” want ze interpreteerden die als een overgang in Frankrijk naar een grondwettelijke en parlementaire monarchie die zij zelf honderd jaar vroeger hadden ingevoerd als de “Glorious Revolution”. Bij de dichter William Wordsworth lezen we het eerste enthousiasme: “Bliss was it in that dawn to be alive, But to be young was very heaven!” Maar uiteindelijk keken de meeste Britten, en dan vooral de behoudsgezinden, met afschuw naar “1793” en de Terreur aan de andere kant van het “English Channel”. Hun woordvoerder was Edmond Burke. In 1790 publiceerde hij Reflections on the Revolution in France, een werk dat een echte Bijbel werd voor de contrarevolutionairen, niet enkel in Engeland maar over de hele wereld. 150 jaar later zou George Orwell schrijven dat “voor de gemiddelde Engelsman, de Franse Revolutie niet anders betekende dan een piramide van afgehakte hoofden14 ”. Hij zou hetzelfde kunnen zeggen over de niet Fransen van toen en ook nog vandaag de dag. Een laatste bedenking – en niet de minste – is dat vooral voor de Thermidorianen, maar ook de Bonapartisten de oorlog een echt wingewest was. Er viel kolossaal veel geld te rapen voor de vriendjes van het regime. “De oorlog” was een grote meevaller voor “de zaken”, vooral na de val van Robespierre. De legerbestellingen werden exclusief toegekend aan privé firma’s en deden kapitaal binnenstromen. Overwinningen betekenden niet enkel hoge winstmarges, maar ook grondstoffen en afzetmarkten kwamen binnen het bereik van de Franse industrie die zich steeds verder ontwikkelde zodat de Franse industriëlen een steeds belangrijker rol gingen spelen binnen de burgerij. Bijgevolg ontwikkelde zich onder Napoleon het typisch 19e eeuwse industrieel kapitalisme dat langzamerhand het handelskapitalisme van de vorige eeuwen ging vervangen. (Dat was ook het geval voor België, dat geannexeerd was bij Frankrijk. We denken hier aan Lieven Bauwens en aan de opkomst van het industriële kapitaal in Gent). In Frankrijk is het opvallend dat de accumulatie van het handelskapitaal vooral mogelijk werd door de slavenhandel terwijl daarna de accumulatie van het industrieel kapitaal mogelijk werd door de oneindige reeks oorlogen van het Directoire en nadien van Napoleon. In die zin heeft Balzac gelijk wanneer hij schrijft “achter elk groot fortuin schuilt een misdaad”. Tot de tijd van Robespierre voerde het revolutionaire Frankrijk ook oorlog maar dan om de revolutie te verdedigen tegenover de contrarevolutie. Het is na de val van Robespierre, onder Thermidor, dat Frankrijk een militaristisch land werd en zelf een reeks oorlogen startte, veroveringsoorlogen die men verdedigde als “bevrijdingsoorlogen”. “Onder het Thermidoriaans regime wordt het republikeinse Frankrijk een oorlogszuchtig land15 ” schrijft
  • 6. historica Annie Jourdan. Het is ook evenmin een toeval dat het militaristische lied de Marseillaise, dat opriep tegen de buitenlandse vijand het nationale volkslied werd op 14 juli 1795. Nochtans waren er vele revolutionaire liederen uit die tijd die even populair waren, zoals het Ah, ça ira! In de ogen van de Thermidorianen was dit lied politiek niet correct. Ook al sprak het lied niet over “1793” het bezong de radicale kant van “1789”, het pleitte voor een internalisering en niet de externalisering van “1789”. (Als het lied spreekt over “les aristocrates”, dan gaat dit over de “aristocratische burgerij”, dus de hoge burgerij en de rijken in het algemeen16 ). De Marseillaise werd de hymne van de Franse Revolutie, die van “1789”, en door de oorlogen het exportproduct per uitstek naar het buitenland. Ook onder de heerschappij van Napoleon bleef het lied de nationale hymne en verdween het radicale Ah, ça ira! uit het muzikale repertorium. Om dezelfde redenen behield Napoleon de Franse driekleur, de nationale vlag, symbool èn van “1789” maar ook van het Franse imperialisme. Maar de rode kleur, al aanwezig in de Franse vlag, kon niet meer voor de rode muts die onder zijn heerschappij verdween. De rode muts werd trouwens al verboden door de Thermidorianen. De oorlogen van het revolutionaire Frankrijk stimuleerden de ontwikkeling van een industrieel productiesysteem. Ze betekenden meteen het einde van het atelierwerk, de ambachtelijke productiemethode, die op kleine schaal de producten op ambachtelijke manier vervaardigde. Zo hadden de oorlogen tot gevolg dat onder de Thermidorianen en Napoleon de sansculotten niet enkel fysisch verdwenen uit Parijs – zij waren immers vooral de kleine ambachtslui, kleine producenten en winkeliers – maar ook dat ze verdwenen van het sociaaleconomische landschap. De sansculotterie speelde tijdens de Parijse revolutie een historische rol. Door de oorlogen die de revolutie liquideerden verdween de sansculotterie. In die zin heeft de revolutie effectief haar kinderen verslonden. Vanuit antropologisch oogpunt kan men stellen dat de Franse burgerij haar klassenvijand verslonden heeft om plaats te maken voor een andere, veel gevaarlijker, namelijk het industriële “proletariaat”. Want wat de economische productie betreft was de toekomst van nu af aan in handen van de fabrieken, machines, industriëlen en wat het werk betreft, de betaalde fabrieksarbeider en niet meer de “onafhankelijke” ambachtsman. En in dat proletariaat van de 19e eeuw zal de bourgeoisie een veel sterkere tegenstander hebben dan de sansculotterie van het einde van de 18e eeuw. In vele opzichten maakte de sansculotterie de Franse revolutie mogelijk, maar diezelfde revolutie veegde de sansculotterie weg. Dat was vooral het geval in de steden en in Parijs. Op het platteland kon men een analoge evolutie vaststellen. De boeren maakten de revolutie, maar door de verkoop van de kerkelijke goederen aan de burgers en welgestelde boeren schakelde de revolutie de kleine boer uit en maakte er vooral “kanonnenvlees” van voor de Napoleontische oorlogen en daarna dagloners in de landbouw. Zij verhuisden naar industriële steden zoals Lyon, Metz, Lille, Roubaix en Saint-Etienne – om werk te vinden in de fabrieken en dus ook het stedelijk proletariaat te vervoegen. Met andere woorden, het fabrieksproletariaat neemt de rol van de sansculotterie over, niet enkel door zijn plaats in het productieproces maar ook in de sociale conflicten van de nieuwe tijd die begon met de Franse Revolutie. De Revolutie die de adel wegveegde en plaatsmaakte voor de burgerij elimineerde de sansculotterie, die haar overwinning mogelijk maakte. Maar terzelfdertijd bracht de revolutie
  • 7. de klasse van de betaalde fabrieksarbeiders voort, die in de volgende eeuw en ook verder deze triomf van de burgerij zal contesteren. Er braken heel wat revoluties los, later ontstonden er nieuwe oorlogen die op hun beurt, aanleiding gaven tot revoluties. We denken hier aan de Frans-Pruisische oorlog van 1870-1871, die gevolgd werd door de Commune van Parijs. Het meest spectaculaire voorbeeld was echter de oorlog van 1914-1918 die in Europa tot doel had eens en voor altijd een einde te stellen aan de revolutie maar die echter de moeder werd van de grote Russische Revolutie. Met Bonaparte eindigde de revolutie daar waar ze moest eindigen, toch wat de Franse burgerij betreft. Met Bonaparte triomfeerde ze. Het is dan ook geen toeval dat in de Franse steden de “notabelen”, het is te zeggen handelaars, bankiers, advocaten en andere vertegenwoordigers van de grote burgerij elkaar ontmoetten in restaurants en cafés met de naam “Bonaparte”, zoals de socioloog Pierre Bourdieu in één van zijn werken opmerkt. De hoge burgerij is Napoleon nog steeds dankbaar voor de goede diensten die hij haar bewees, want hij heeft haar sociaaleconomische positie beschermd tegen zowel rechts als links. De hoeksteen van dit hele systeem was niets minder dan het privébezit. Niet het kleine privé bezit maar het privébezit van de productiemiddelen. Dat precies het privébezit, het alfa en omega van hele burgerlijke systeem, onaantastbaar werd en bleef onder Napoleon, wordt pijnlijk bevestigd door het slavendom in de Franse kolonies , want toen werd de slaaf beschouwd als een legitieme vorm van dit privé bezit17 . De “bourgeois gentilhommes”, zij die deel uitmaakten van de grote burgerij en voor 1789 de adel na-aapten - die ze haatten maar tegelijk ook bewonderden - konden het beleid van Napoleon ook appreciëren omwille van de prestigieuze adellijke titels die ze voor bewezen diensten verkregen. Napoleon voerde eigenlijk een nieuw soort adel in: “de verdienste” en niet de geboorte werden het nieuwe criterium om tot de adel te behoren. Het zou fout zijn het socio-psychologisch belang hiervan te onderschatten. De hoge burgerij van de Verenigde Staten van Amerika, voortgekomen uit een andere republikeinse revolutie, heeft ook een zwak voor deze pseudo prestigieuze aristocratische attributen. Zoals in Frankrijk onder de ‘Louis dynastieën’ krijgen de zonen van de hoge captains of industry de voornaam van hun vader maar met een Romeins cijfer. Zo is de achterkleinzoon van de petroleummagnaat John Rockefeller , gekend onder de naam John Rockefeller IV. In Frankrijk en vele andere landen hebben heel wat mensen, waaronder historici en politici misprijzen voor Robespierre en de Jacobijnen, en zeker voor de sansculotterie en veroordelen het bloedvergieten dat hun volkse en “radicale” revoluties veroorzaakten in “1793”. Diezelfde personen hebben dikwijls een grote bewondering voor Napoleon en de zachte revolutie “1789”. Zij veroordelen de “internalisering” van “1789” omdat zij zou gepaard gaan met de terreur die in Frankrijk en vooral Parijs, duizenden slachtoffers, maakte. Een terreur die ze op rekening van de Jacobijnse “ideologie” en/of vooral de ingeboren zucht naar bloed van “het volk”. Het is duidelijk dat zij niet –willen- begrijpen dat de “externalisering” van de revolutie door de Thermidorianen en door Napoleon, via de internationale oorlogen die twintig jaar duurden, het leven kostten aan miljoenen slachtoffers doorheen Europa, vele Franse burgers incluis. In feite kan men stellen dat die oorlogen een veel grotere bron van terreur en bloedvergieten waren dan de terreur onder de Montagnards ooit kon zijn.
  • 8. De terreur onder de Jacobijnen kostte het leven aan 50.000 personen, ongeveer 0,2 procent van de Franse bevolking. Is dat veel of weinig, vraagt de historicus die deze cijfers18 citeert, zich af. In vergelijking met de slachtoffers van de expansieoorlogen voor de meerdere glorie van de natie van de Thermidorianen en Napoleon is dit weinig. Alleen al de slag bij Waterloo, de laatste van de zogenaamd “glorierijke” carrière van Napoleon, maakte “min of meer” 40 tot 50.000 doden en gekwetsten; als je daar de schermutselingen van Ligny en de Quatre-Bras bijtelt zitten we al tussen de 80 en 90.000 doden en gewonden. En in de slag bij Leipzig van 1813, vandaag de dag bijna helemaal vergeten, die Napoleon eveneens verloor, vielen 140.000 slachtoffers19 . En wat zijn catastrofale Russische campagne betreft, zij liet honderdduizenden doden en verminkten na. Maar niemand spreekt van een “terreur” van Bonaparte en in Parijs vindt men ontelbare monumenten, straten en pleinen die deze “heldhaftige veldslagen” van de Coriscaan verheerlijken. Marx en Engels merkten reeds op dat de Thermidorianen en hun opvolgers de terreur perfectioneerden door de omvorming van de permanente revolutie binnen Frankrijk tot een permanente oorlog in Europa. Met ander woorden: onder hun oorlogsbeleid vloeide ontelbaar meer bloed dan onder het terreurbeleid van Robespierre. Het is in elk geval onmiskenbaar dat de export of de “externalisering” van de revolutie door de grote burgerij een veel zwaardere tol eiste en veel meer slachtoffers maakte dan de poging van de Jacobijnen om de revolutie te radicaliseren door middel van de terreur, ze te “internaliseren” in Frankrijk en vooral in Parijs. De meeste politici en ook historici zien een oorlog steeds als een legitieme activiteit van een staat en als een bron van glorie en fierheid voor de winnaars en meestal ook, voor de zogezegde “heroïsche” verliezers. 1 Vrije vertaling van de bijdrage van historicus Jacques Pauwels; Napoléon : Révolutionnaire ou contre-révolutionnaire, héros ou malfaiteur? http://www.mondialisation.ca/napoleon-revolutionnaire- ou-contre-revolutionnaire-heros-ou-malfaiteur/5456643 2 http://www.mondialisation.ca/author/jacques-r-pauwels 3 Geschreven naar aanleiding van de 200 ste verjaardag van de nederlaag van Napoleon in de slag bij Waterloo op 18 juni 1815. 4 Albert Soboul, A Short History of the French Revolution 1889-1799, Berkely/CA, 1977, p. 158, schreef hierover: “Het waren de terreur en het geweld van het volk, die de ruïnes van het feodalisme en het absolutisme wegvaagden ten voordele van de burgerij”. 5 François Furet en Denis Richet, La Révolution française, nouvelle édition, Paris, 1973, p. 258, vatten dit goed samen: “Thermidor vernieuwd de band met 1789” 6 Charles Morazé, The Triumph of the Middle Classes : A Political and Social History of Europe in the Nineteenth Century, Garden City/NY, 1968, pp. 165-66. 7 Zie bij voorbeeld Arnold Hauser, Sozialgeschichte der Kunst und Literatur, Munich, 1990, p. 668. 8 Georges Dupeux, La société française 1789-1970, Paris, 1974, p. 100. 9 Annie Jourdan, La Révolution, une exception française ?, nouvelle édition, Paris, 2006, p. 292.
  • 9. 10 Furet et Richet, op. cit., p. 405. 11 Henri Guillemin, Silence aux pauvres !, Paris, 1989, pp. 119-20. Zie ook Michel Vovelle, Die Französische Revolution: Soziale Bewegung und Umbruch der Mentalitäten, Francfort-sur-le-Main, 1985, pp. 117-18. 12 Geciteerd door Guillemin, op. cit., p. 58. 13 Het Frans werd beschouwd als de taal van de revolutie en diende daar de “universele taal” te worden. Omgekeerd werden de andere talen, zeker binnen Frankrijk, beschouwd te worden als de reflectie in de taal van de contrarevolutie. Bijgevolg dienden de dialecten te verdwijnen. “Laten we de dialecten (het jargon) vernietigen” verklaarde een revolutionair in 1794, “De republiek is geografisch en politiek één en ondeelbaar. Bijgevolg mag ze niet verdeeld worden door de taal”. Zie; Jürgen Trabant, « Langue et révolution », www.sens-et-texte.paris4.sorbonne.fr/IMG/pdf/doc-63.pdf. 14 Geciteerd door M. J. Cohen et John Major, History in Quotations, Londres, 2004, p. 524. 15 Jourdan, op. cit., p. 245. 16 Soboul, op. cit., pp. 25-27 17 Clarence J. Munford, « Les Libertés de 1789 in the Caribbean – Slave Revolution in St. Domingue », in Manfred Kossok et Editha Kross (éds), 1789 – Weltwirkung einer grossen Revolution, Berlin, 1989, tome deux, p. 540. 18 Vovelle, op. cit., p. 141 ; voir aussi http://en.wikipedia.org/wiki/Reign_of_Terror 19 Gunther E. Rothenberg, The Art of Warfare in the Age of Napoleon, Bloomington/IN, 1980, pp. 81- 82, 252-53