Innovatie is goede ideeën die ons leven kunnen verbeteren in de praktijk brengen. Veranderkundige inzichten helpen je daarbij. Persoonlijk leiderschap zorgt ervoor dat je het kunt. Doen is het nieuwe denken! Niet langer 'fouten voorkomen' maar zo snel mogelijk fouten maken om ervan te leren! De workshop biedt praktische handvatten voor professionele innovatiepioniers. Oorspronkelijk bedoeld voor professionals, beleidsmakers en managers in de zorg. Maar ook in het bedrijfsleven bruikbaar. Aan bod komen onder andere de volgende onderwerpen:
- kenmerken van Transities;
- definitie van Innovatie;
- innovatief denken;
- Theorie U van Charmer;
- de reflectiedriehoek
- de coachmatrix
- krachtenveldanalyse
- systeemrollen
- veranderrollen
- gespreksniveaus en gespreksstijlen.
2. Behoefte
• Verdiepen en verbreden van casus en
professioneel handelingsrepertoire.
• Handvatten voor actie: hoe krijg ik de ander mee?
!
Werkwijze!
• Aanreiken van praktische hulpmiddelen en
inspiratie.
• Toepassen op eigen casus, oefenen met eigen
handelingsrepertoire.
3. Onderdelen
1. Inleiding
=> Innoveren vergt moed
=> Innoveren vergt actie
2. Waar sta je nu?
=> Reflectiedriehoek
3. Wat heb je te doen?
=> Coach matrix
4. Wie doen er mee?
=> Krachtenveld analyse
5. Hoe creëer je beweging in een
gesprek?
=> Veranderrollen
=> Gespreksniveaus en -stijlen
6. Reflectie en synthese leercirkel van Kolb
5. De Pinguins!
!
https://www.youtube.com/watch?v=FA2Ff6qIijI
6. Wat is innoveren?
Conserveren Innoveren
Verouderen
Verslechteren
Bedekken
Vernieuwen
Verbeteren
Ontdekken
Uitzoeken Uitvinden
„Een uitvinding is een ontdekking die nooit
uit het laboratorium komt.”
7. Subjectief begrip
„Of er wel of niet van een innovatie kan worden
gesproken, hangt af van diegene die het
interpreteert.”
Nieuw voor de afnemer/gebruiker?
Nieuw voor de aanbieder/maker?
Nieuw voor het collectief/maatschappij?
Bron: wikipedia
8. Ergo
„Innoveren is
reële problemen verhelpen
en/of het leven verrijken
met nog niet bestaande oplossingen.”
9. Geen makkelijke opgave
„Er zijn veel mensen die kunnen
zeggen dat een voetbalploeg
slecht speelt.
Er zijn weinig mensen die
kunnen zeggen waarom ze
slecht speelt.
En er zijn slechts een paar
mensen die kunnen zeggen wat
er moet gebeuren om ze beter te
laten spelen.”
10. Ergo
„Innoveren vraagt om
persoonlijk leiderschap
en een stimulerende omgeving
die daarvoor de ruimte biedt.”
11. Doen is de beste manier van denken
!
https://www.youtube.com/watch?v=GUTM8xnh7DM
12. Charmer: Theorie U
!!!! ???? „weerstand”
de verandering
+ ik
„moeten”
+ ik
„willen”
ik
+ de verandering
„kiezen”
Informatie:
- hoe
- waar
- wanneer
- waarom
Hulp / coaching:
- luisterend oor
- stimulans
- motivatie
Resultaten:
- wat is mijn eigen aandeel?
- wat levert het op?
- successen vieren
- samen leren
Acceptatie:
- voordelen
- omarmen
- creativiteit
- mogelijkheden
Ontkenning:
- zieken
- zeuren
- zeveren
- slachtoffer
15. Situationele reflectie
Waar draait het hier om?
Hoe wordt het spel gespeeld? Hoe lopen de hazen?
Wat is de historie?
Hoe speelt de context een rol?
Wat wordt er wel/niet gezegd?
Wat staat op de voorgrond en wat op de achtergrond?
Wat was, is en wordt gewenst?
!
16. Theoretische reflectie
Welke inzichten en methoden heb ik tot mijn beschikking?
Welke zijn relevant?
Welke theorieën en modellen worden het meest gebruikt?
Hoe wordt die kennis ingezet?
Wat zijn goede / slechte ervaringen?
17. Zelfreflectie
Wie ben ik en wie wil ik zijn?
Wat zijn mijn gedragspatronen en overtuigingen?
Wat zijn mijn blinde vlekken?
Hoe ben ik geworden wie ik ben?
Hoe is mijn rol en hoe liggen mijn relaties
met betrokkenen?
Wat zijn mijn eigen belangen en emoties?
Hoe spelen die een rol in dit traject?
18. Methodische reflectie
Wat
is mijn
(niet)
handelen?
!
!
!
Welke doelen /
effecten
beoog ik?
!
Wat zijn mogelijke alternatieven?
!
Wat zijn mijn argumenten achter mijn keuzes?
19. Waar draait het hier om? Hoe wordt het spel gespeeld? Hoe lopen
de hazen? Wat is de historie? Hoe speelt de context een rol?
Wat wordt er wel/niet gezegd? Wat staat op de voorgrond
en wat op de achtergrond? Wat was, is en wordt gewenst?
De situatie / de omgeving
Wat
is mijn
(niet)
handelen?
!
!
!
Welke doelen /
effecten
beoog ik?
!
Wat zijn mogelijke alternatieven?
!
Wie ben ik en wie wil ik zijn?
Wat zijn mijn gedragspatronen
en overtuigingen?
Wat zijn mijn blinde vlekken?
Hoe ben ik geworden wie ik ben?
Wat zijn mijn argumenten achter mijn keuzes?
Hoe is mijn rol en hoe liggen mijn
relaties met betrokkenen?
Wat zijn mijn eigen belangen
en emoties? Hoe spelen die
een rol in dit traject?
Welke inzichten en methoden
heb ik tot mijn beschikking?
Welke zijn relevant?
Welke theorieën en modellen
worden het meest gebruikt?
Hoe wordt die
kennis ingezet?
Wat zijn goede /
slechte ervaringen?
Mijzelf als object Methoden / inzichten
20. Opdracht
• Gebruik het reflectieblad
• Kies 1 van de 4 invalshoeken en vul die eens voor
jezelf in
22. Coachmatrix
Feiten:
- Wat is er zoal?
- Wie doet wat?
Actie:
- Wat ga je dus doen?
Probleem:
- Waar heb je last van?
- Waar heeft jouw
opdrachtgever /
organisatie last van?
Doel:
- Wat wil jij?
- Wat wil jouw
opdrachtgever /
organisatie?
23. Opdracht
• In tweetallen
• Bevraag elkaar met de coachmatrix
• De één vraagt en schrijft, de ander praat
• Vraag door: wees zo concreet mogelijk
• Hoe ver kom je in 15 minuten?
25. Rollen in het systeem
• Sponsor: steunt de opdracht (evt. als financier)
• Opdrachtgevers: aan wie je rapporteert
• Ankerpunten: vertrouwenspersonen, sleutelfiguren
• Hefbomen: versnellers en vertragers
• Betrokkenen: diegenen die zich hierbij betrokken voelt
• Informanten: beschikken over relevante informatie
• Probleemeigenaar: degene die last heeft van het probleem
26. Opdracht
• Zet alle actoren in jouw casus
op een rij
• Zet erbij welke rol deze actor
vervult
• Welke rollen mis je nog?
Actor Rol
Jan Sponsor
Thea Ankerpunt
Ahmed Informant
Irene Ankerpunt
Gerdie Opdrachtgever
… …
… …
28. Opdracht
Bepaal voor alle actoren:
- heeft hij/zij een sterke of zwakke positie?
- neemt hij/zij veel of weinig initiatief?
Zet alle actoren in het schema!
Zet jezelf in het schema!
In 2-tallen: wat betekent dit voor je casus? Wat staat jou
te doen?
30. Rollen van veranderaars
Expert
Probleem
oplosser
Proces
begeleider of
architect
Coach of
mentor
Probleem
Inhoudelijk
knelpunt, lacune
in kennis
Ontoereikend
instrumentarium
Ongewenste
gedragspatronen
Gemis aan
benodigde
vaardigheden en
competenties
Interventie
gericht op
Aanreiken /
ontwikkelen van
inhoudelijke
kennis
Aanreiken /
ontwikkelen van
oplossings-methoden
Ontwikkelen van
nieuwe
gedragspatronen
Ontwikkelen van
personen
Oppervlakkig Diep
Interactie
Extern / objectief Intern / persoonlijk
Aandacht / focus
Drukker & Verhaaren
31. Reflectie op rol
• In welke rol herken jij je het meest?
• In welke rol / rollen heb je iets te winnen?
• Wat zegt dat je voor jouw casus?
• Waar ligt jouw uitdaging?
32. Gespreksniveaus
1. Inhoud
• informatie
• onderwerp van gesprek
2. Procedure
• agenda
• tijdsindeling
• procedure
3. Interactie
• betrekkingen
• verhoudingen
4. Gevoel
• gevoelens/emoties
• verwachtingen
• wensen
• beelden
Je kunt een gesprek sturen, door te schakelen tussen niveaus.
33. Gespreksstijlen
Aansluiten
De ander
centraal
„Jij” - stijl
• Actief luisteren
• Uitnodigen ideeën te delen
• Samenvatten/parafraseren
Profileren Zelf centraal „Ik” - stijl
• Jouw beeld voorleggen
• Mening geven (poneren)
• Confronteren met feiten
• Inbouwen verificatie-momenten
Energie!
ontwikkelen
De ander en jij
zelf centraal
„Wij” - stijl
• Uitnodigen tot…
• Samen beelden over toekomst
vormen
• Wenkend perspectief inbouwen
35. Opdracht: droogzwemmen
• in 4-tallen
• voorbereiding:
• kies een actor in jouw krachtenveld die in beweging moet komen
• wijs iemand in de groep aan om die persoon te spelen
• voorinformatie is niet vereist
• voer het gesprek
• 2 personen observeren, ieder vanuit een eigen gezichtspunt:
• gespreksniveaus: welke niveaus komen aan bod?
• gespreksstijlen: welke gespreksstijl wordt vooral gehanteerd?
• na 15 minuten: bespreek de observaties