Driessen, G. (2004). De onderwijskundige kwaliteit van islamitische basisscholen. Een review van de empirische literatuur. Invited paper OOMO/SISWO-conferentie ‘Islamitische scholen ter discussie’, Amsterdam, 9 november 2004.
2. • Wat is de onderwijskundige kwaliteit van islamitische
basisscholen, in vergelijking met die van zoveel
mogelijk vergelijkbare andere basisscholen?
• Kwaliteit:
- proces, pedagogisch-didactische werkwijze school,
omstandigheden
- product, output bij leerlingen, cognitieve en niet-
cognitieve opbrengsten
1. Probleemstelling
4. 3. Bronnen
PRIMA
1994-1999; 600 scholen, 60.000 leerlingen; werkwijze scholen,
competenties leerlingen, thuissituatie;
helft islamitische scholen, vergelijkings- en referentiescholen
Integraal School Toezicht – Inspectie
1998; 15 kwaliteitsstandaarden scholen;
helft islamitische scholen, vergelijkingsscholen, ‘gemiddelde’
school
Sociale cohesie - Inspectie
2001; alle islamitische scholen; bijdrage aan integratie leerlingen;
onderzoek condities
5. 4. Prima: kwaliteit scholen
Leerkrachten: minder onderwijservaring
Pedagogisch-didactisch: meer NT2-onderwijs en taalstimulering,
meer gericht op dezelfde minimale doelen voor alle lln.;
meer aansluiting leefwereld lln.; meer extra instructie rekenen;
betere aansluiting niveau ll.; vaak frontaal-klassikaal
Doelen: accent leerprestaties en/of islamitische identiteit
Islamitische identiteit: godsdienstonderwijs organisatorische problemen
(gebrek lkrn., materiaal, weinig zicht op inhoud);
voor niet-moslim leerkrachten geloofskwesties soms lastig;
gescheiden onderwijs jongens en meisjes, wel voorbereiding op v.o.
Ouders: inbreng en betrokkenheid problematisch;
identiteit op 1e plaats, onderwijskwaliteit 2e plaats
Directies: arbeidssatisfactie fors lager
Schoolbesturen: mannen, relatief onervaren
7. 6. Sociale cohesie: kwaliteit scholen
Taalbeleid: sluit aan bij uitgangspositie lln.;
doel lln. uit isolement halen
Religieuze identiteit: geen Nederlandstalige godsdienstmethode,
onvoldoende zicht op godsdienstlessen;
gedrags- en kledingsvoorschriften: grote verschillen;
weinig aandacht ‘geestelijke stromingen’ en seksuele voorlichting
Etn.-cult. identiteit: geen exclusieve oriëntatie op herkomstland
Aandacht ped. klimaat, soc.-emot. ontwikkeling lln.,
overdracht waarden en normen: lager dan landelijk.
Bestuur en management: problematisch, maar kentering
Gemeenschappelijke visie, collegialiteit en professionele
ontwikkeling: beduidend lager dan landelijk
Externe contacten: verbondenheid met wijk klein; media:
pr-functie bestuur schiet tekort
Contacten ouders: beduidend lager dan landelijk
10. 9. Kwaliteit onderwijs
Een wat traditionele, strenge school met veel aandacht voor
de basisvaardigheden die worden bijgebracht in een
gestructureerde omgeving waarbij effectief wordt omgegaan
met de leertijd en waar tevens veel aandacht is voor
de sociaal-emotionele aspecten van de opvoeding:
‘effectief achterstandsonderwijs’.
Maar: minder uitdagende en stimulerende leeromgeving,
minder aandacht zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid,
minder inspelen op verschillen tussen leerlingen.
11. 10. Kwaliteit: opbrengsten
Qua cognitieve output iets beter dan vergelijkingsscholen,
maar veel slechter dan referentiescholen.
Qua niet-cognitieve output geen verschillen.
12. 11. Aandachtspunten
Schoolcontext: visie en doelen; positie niet-moslim leerkrachten en
directies vs. bestuur
Integratie en emancipatie: weinig mogelijkheden tot contacten in de
Nederlandse taal en met autochtone leeftijdsgenoten
segregatie w.b. religieuze, etnische en culturele achtergrond, geslacht;
gevolgen emancipatie en aansluiting/continuering voortgezet onderwijs
Hiaten leerplan: geestelijke stromingen; biologielessen; seksuele
voorlichting, evolutieleer; gevolgen voor positie in voortgezet onderwijs
Aanpak: traditioneler en strenger; minder uitdagende en stimulerende
leeromgeving, minder aandacht zelfstandigheid, eigen initiatief en
eigen verantwoordelijkheid; gevolgen voortgezet onderwijs