Presentatie tijdens de workshop motorische leren 3.0 waarin wordt ingegaan op de overeenkomsten en verschillen tussen het 'oude' en het 'nieuwe' motorische leren.
2. +
Doelen workshop
• Verschillende nieuwe inzichten m.b.t. motorisch
leren kunnen koppelen aan eigen praktijk
• Concreet kunnen aangeven hoe nu (anders) aan
de slag in eigen praktijk
• Bewustwording van eigen manier van lesgeven
vergroten
• Nieuwsgierigheid om meer te leren over
motorisch leren is vergroot
3. +
Wat is motorisch leren?
Een proces dat leidt tot relatief duurzame veranderingen in
het gedrag(spotentieel) als gevolg van specifieke
ervaringen met de omgeving (Schmidt & Leee 2005)
4. +
Uitgangspunten
Motorisch leren is:
taak- en omgevingspecifiek;
afhankelijk van waarneming voor, tijdens en na
de beweging;
is een aanpassing aan verandering van taak,
omgeving of begeleiding;
is afhankelijk van wat het kind wil en kan.
5. +
Expliciet en impliciet leren
Is de beweger zich tijdens het leerproces bewust van het
HOE van het bewegen?
JA – expliciet (bewust) leren
De beweger doet kennis op die hij expliciet kan verwoorden.
NEE – impliciet (onbewust) leren
De beweger doet impliciete kennis op die hij niet kan
verwoorden
6. +
Expliciet
Impliciet – externe focus | analogie
Wat weet je al over deze onderwerpen?
Wat pas je al toe?
Voorbeelden?
Wat zou je nog willen weten?
7. +
Korte Quiz met 10 vragen
Pak dus aub je mobile telefoon.
Naam van de quiz: Motorisch leren 3.0
Motorisch leren 3.0
9. +
Old school leren is…..?
Welke kenmerken kan je benoemen?
De perfecte techniek?
3 fasen motorisch leren met kenmerken. Filmpjes
Motorisch leren 3.0
13. +
Voordelen
EXPLICIET
Sneller oefenresultaat
Succeservaringen
Motivatie - attributie
IMPLICIET
Geleerde skill is beter bestand tegen stress
Geleerde is beter bestand tegen vermoeidheid
Minder beroep op het werkgeheugen
Aandacht ‘over’ voor andere aspecten
14. +
En dan nu de praktijk - swurfen
Vul het werkblad in terwijl je kijkt
naar de instructie van het swurfen en
het swurfen uitvoert.
16. +
Lay-up in stapjes
Waarin zit hier de kracht?
Welke voordelen voor jou?
Wat is hier beperkend?
Hoe dan minder beperkend?
Heeft de coach/leerkracht geen of mogelijk zelfs een
verstorende werking op motorische leerprocessen?
21. +
Interne of externe focus van
aandacht
Interne focus:
Focus van de beweger is gericht op de bewegingsuitvoering
(lichaam)
Externe focus:
Focus van de beweger is gericht op het bewegingsresultaat
(effect van de beweging op de omgeving)
22. +
Brede evidentie
Balanstaken
Miktaken
Springen
Lijkt vooral effectvol bij complexe taken
Weinig afhankelijk van individuele voorkeur
Effectief voor beginners en gevorderden
Externe focus
23. +
Op welke manier kan een externe
focus worden uitgelokt?
Instructie
Opdracht
Arrangement
26. +
Caus (2)
Wat kiezen we? ……..?
WAT
Bewegingsuitdaging
Wat kiezen we?
HOE
Succesfactoren voor de
bewegingsoplossing
Welke aanwijzing werkt?
Wat hoor je jezelf vaak zeggen?
…..Letterlijk……..
27. +
Casus – manipuleren van de taak
Kennis over bewegen
Kennis over leerlingen / deelnemers
Kennis over motorisch leren (controleren)
Creativiteit – bewegingslandschapsarchitect / vertaler
Kun je de oefensituatie zo ontwerpen dat de beweger uitgelokt
wordt succesfactoren uit te voeren?
28. +
Manipuleren taakfactoren
Veranderen van:
Spe(e)lregels / opdracht / leervoorstel
De (speel)ruimte
Materiaal
Bewegingsuitvoering en het leerproces faciliteren
door de manipulatie van de taakfactoren
TAAK
Kind-
factoren
Omgeving
30. +
Fitts en Posner
Dat de focus eerst op de uitvoering moet liggen en pas later
op het resultaat;
Kennis eerst expliciet aanwezig moet zijn, voordat deze
impliciet toegepast kan worden;
Dat herhaling (drillen) leidt tot de beste leerresultaten.
31. +
Retrieval strength versus storage
strength
Retrieval strength
Het vermogen om bepaald gedrag op te wekken
De mate van oproepkracht bedoeld
Storage strength
Het vermogen om daadwerkelijk een leereffect teweeg te
brengen.
De mate van consolidatie van informatie
32. +
Conclusies
voor het leren van nieuwe bewegingen
1. Impliciet leren
2. Externe focus
3. Richten op leereffect
4. Normloos/foutloos
5. Differentieel leren
6. Metaforen en analogieën
7. Eventueel dwangstanden
1. Expliciet leren
2. Interne focus
3. Richten op oefeneffect
4. Waarderen, normeren,
afwijzen
5. Ideaal typische beweging
aanleren
Doen / meer doen Minder / niet doen