1. Informatie- en communicatietechnologie (ICT).
1.) De leerlingen hebben een positieve houding tegenover ICT en zijn bereid ICT te
gebruiken om hen te ondersteunen bij het leren.
Bv; Gemotiveerd zijn om de pc niet enkel te gebruiken voor sociale media en dergelijke,
maar ook om wat dingen op te zoeken en de pc te gebruiken om bij te leren.
2.) De leerlingen gebruiken ICT op een veilige, verantwoorde en doelmatige manier.
Bv; Gebruiken waarvoor het oorspronkelijk voor is ontworpen en niet om misbruik te
maken van anderen.
3.) De leerlingen kunnen zelfstandig oefenen in een door ICT ondersteunde
leeromgeving.
Bv; Via tablets of laptops die door school worden aangeboden kunnen ze op zelfstandige
basis deze ontdekken en uitoefenen.
4.) De leerlingen kunnen zelfstandig leren in een door ICT ondersteunde
leeromgeving.
Bv; Via tablets of laptops die eveneens door de school worden aangeboden kunnen
leerlingen hierop oefeningen maken en dergelijke.
5.) De leerlingen kunnen ICT gebruiken om eigen ideeën creatief vorm te geven.
Bv; Zo kunnen ze paint gebruiken om iets te tekenen, picasa om digitaal creatief te zijn,
enz…
6.) De leerlingen kunnen met behulp van ICT voor hen bestemde digitale informatie
opzoeken, verwerken en bewaren.
Bv; Via Google, Wikipedia, enz… dingen opzoeken.
7.) De leerlingen kunnen ICT gebruiken bij het voorstellen van informatie aan
anderen.
Bv; Informatie verwerken via een powerpoint, excel enz om deze dan te tonen aan
anderen via bv. een projector of groot scherm.
8.) De leerlingen kunnen ICT gebruiken om op een veilige, verantwoorde en
doelmatige manier te communiceren.
Bv; Dat wil zeggen de communicatiemiddelen die ICT aanbiedt gebruiken op een juiste
manier. Niet om te misbruiken en hiermee anderen te schaden zoals bv pestgedrag en
dergelijke via sociale media.