In dit eerste deel van het college wordt beschreven:
- hoe artsen zich bedienden van Grieks en Latijn, met later Arabische invloeden
- hoe de wens tot kennis van minder gestudeerde artsen leidde tot werken in het Nederlands
- hoe de interesse van mensen in gezondheid leidde tot lekenwerken in het Nederlands
- hoe de taal van de geneeskunde via Duits en Frans naar het Engels van nu ging
- wat jargon is en wat de voor- en nadelen zijn
hoe de interesse van mensen in hun eigen gezondheid leidt tot aanpassing van dat jargon, vanwege inzien van dossiers, maar ook gedwongen door ICT en administratie
- hoe zorgverleners 'gewoon Nederlands praten' dat verzachtend proberen te doen
22. DUS:
• Taal artsen oorspronkelijk Grieks, later Latijn en met Arabische invloeden
• In Middeleeuwen Latijn voertaal medici
• Onder invloed ‘minder geschoolden’ die medische zorg leverden komst
Nederlandstalige werken
BELANGRIJK: mensen raken geïnteresseerd in gezondheid, wat de komst
van Nederlandstalige lekenwerken bevordert
• Artsentaal via Duits en Frans doorontwikkeld naar Engels
• Nederlandstalige artsentaal een ‘jargon’
43. DUS:
• Jargon artsen voor zoveel mogelijk eenduidige begrippen, waardoor onder
professionals weinig twijfel over wat er bedoeld wordt
• Hierin doorsijpelend kennis van eeuwen, uit talen van toen
• Extra kenmerk: wens ‘snelheid’, dus ook veel afkortingen
BELANGRIJK: mensen raken geïnteresseerd in EIGEN gezondheid wat de
aanpassing naar ‘lekentaal’ bevordert om bijvoorbeeld dossier te begrijpen
• Extra druk op aanpassen zorgtaal vanuit ICT en zorgadministratie
• ‘Gewoon Nederlands’ zorg vol ‘verzachtends’ voor patiënt en zorgverlener