SlideShare a Scribd company logo
1 of 38
Download to read offline
1
OVER DE COMMUNE
VAN PARIJS VAN 1871
TER GELEGENHEID VAN HAAR
150STE VERJAARDAG
Door de redactie van PRISM
(People’s Resource for International Solidarity and Mass Mobilization)
Deel I. Historische achtergrond
Deze inleiding begint met belangrijke gebeurtenissen die Europa in de 19e eeuw
door elkaar schudden en de weg bereiden voor de oorlog die uitbrak tussen Frankrijk
en Duitsland in 1870 - de Frans-Pruisische oorlog. Deze oorlog resulteerde in de val
van Napoleon III en het Tweede Franse Keizerrijk, en de opkomst van de Derde
Republiek- die op haar beurt een snelle keten van gebeurtenissen in gang zette die
leidde tot de Parijse Commune van 1871.
1. Hoe kwam de oorlog tussen Frankrijk en Duitsland in 1870 tot stand?
Van de 16e tot de 19e eeuw hadden grote burgerlijke revoluties de grondvesten van
de feodale orde in Europa en Noord-Amerika weggevaagd. Ze hadden de weg
vrijgemaakt voor de door kapitalisten geleide industrialisatie in grote steden en
verschillende. Alsook de geleidelijke opkomst van het moderne proletariaat...uit de
massa van boeren en ambachtslieden, en de daaruit voortvloeiende klassenstrijd en
crises. Veel regeringen in Europa wankelden echter herhaaldelijk in democratische
hervormingen, vielen terug in autocratie en behielden feodale overblijfselen.
In Frankrijk mobiliseerde de revolutie van 1789-1799 de massa's van het volk, vooral
de boerenstand, om de feodale aristocratie en monarchie omver te werpen en de
eerste Franse Republiek te stichten. Deze eerste republiek stop gezet ingekort door
Napoleon Bonaparte's coup d'etat. Hij werd dictator, eerst als hoofd van het
Consulaat (1799-1804), daarna als "Keizer der Fransen" onder het Eerste Franse
Keizerrijk (1804-1815).
De politiek van Napoleon I (in de volksmond Bonapartisme genoemd) maakte handig
gebruik van de verschillende klassenstrijd in Frankrijk om zijn eigen dictatoriale
heerschappij en dynastie te bestendigen, terwijl hij ook een militair-bureaucratische
staatsmachine opbouwde die voldeed aan de klassenbelangen van de oude en
opkomende elites.
2
Napoleons buitensporige ambities om zijn rijk uit te breiden, sloegen uiteindelijk als
een boemerang terug. Zijn troonsafstand leidde tot het herstel van de Franse
monarchie: eerst de Bourbon koningen Lodewijk XVIII en Karel X (1815-1830),
gevolgd door de "julimonarchie" (1830-1848) van de orleanistische koning Lodewijk
Filips I. Maar deze nieuwe regimes waren, in tegenstelling tot het ancien régime, nu
constitutionele monarchieën. Ze konden niet langer de van de fundamentele
veranderingen in de Franse samenleving en economie, met name de voortdurende
expansie van van het kapitalisme en de groei van het proletariaat, tegenhouden.
In 1848 woedden in veel Europese landen revoluties, dit keer met meer uitgesproken
proletarische onderstromen vermengd met de burgerlijk-democratische bewegingen.
De door arbeiders geleide volksopstanden van 1848 werden in de meeste gevallen
met bloed en vuur onderdrukt. Tegelijkertijd brachten de sociale omwentelingen ook
krachten in beweging die militaristische autocraten aan de macht brachten.
In Frankrijk verving de revolutie van februari 1848 koning Lodewijk Filips door de
Tweede Franse. Daarop volgde een door arbeiders geleide volksopstand van juni
1848 in Parijs, die eindigde in bloedige mislukking. In de nasleep daarvan kwam
Lodewijk Napoleon Bonaparte-Napoleon I's neef, ook bekend als Napoleon III, eind
1848 aan de macht, eerst als gekozen "prins-president" van de republiek, daarna als
dictator.
Net als zijn oom en naamgenoot, stopte Napoleon III de revolutie en breidde zijn
bewind uit om dictator te worden door een staatsgreep in december 1851. Een jaar
later, ontbond hij de Tweede Republiek, verving het door het Tweede Keizerrijk, en
maakte zichzelf, net als zijn oom, tot "Keizer van de Fransen".
(Marx analyseerde de gebeurtenissen van 1848-1851 in zijn werken "Klassenstrijd in
Frankrijk" en "De achttiende Brumaire van Napoleon Bonaparte).
In die tijd was de kaart van Europa een vreemd lappendeken van kleine naties,
onafhankelijke provincies met vage grenzen. Napoleon III's eigen Bonapartisme kon
zo gebruik maken van de vele bekrompen nationalistische aspiraties en
oorlogswellust uitbuiten onder het vaandel van voor "vrijheid en orde". Ondertussen
maakte het Franse het Franse kapitalisme een snelle groei, economische crises en
militarisme door, en vertoonde tekenen van een vroege overgang naar imperialisme.
In die decennia was Duitsland als natie uiterst verdeeld. Het was versnipperd in vele
kleine staten, en ook verscheurd door rivaliteit tussen zijn twee grote componenten,
Pruisen en Oostenrijk. De Duitsers werden voortdurend bedreigd door het saristisch
Rusland in het oosten en door Bonapartistisch Frankrijk in het westen.
Niettemin, na de bloedige contrarevolutie van 1848, begon Duitsland zich te
consolideren onder de onder leiding van de militaristische Junkers (adel), eerst
economisch door douane-unies en handelsverdragen, en daarna politiek.
De politieke eenwording van Duitsland werd belemmerd door de vele interventies van
Napoleon III in de gelokaliseerde staten. Maar onder Otto von Bismarck, die in 1863
kanselier werd, herwon Pruisen het verloren grondgebied door overwinningen op
Denemarken (1864) en Oostenrijk (1866). Bismarck slaagde er tegelijkertijd in zijn
3
eigen staatsgreep om de absolute macht te krijgen. Uiteindelijk werd een Noord-
Duitse Confederatie, gedomineerd door Pruisen opgericht in 1867. Dit betekende de
opkomst van een verenigd Duitsland, terwijl Frankrijk zijn dominante positie verloor.
Beide landen - Frankrijk onder Napoleon III, en Pruisen onder koning Wilhelm I en
kanselier Bismarck- hunkerden naar oorlogen om hun grondgebied uit te breiden en
troffen snelle oorlogsvoorbereidingen. De rijke regio Elzas-Lotharingen was een van
hun grootste twistpunten. Een relatief marginale kwestie (over de Spaanse
troonopvolging) werd een handig alibi voor Frankrijk om harder op te treden tegen
Pruisen, en voor Pruisische Bismarck om de Franse oorlogsdrift verder aan te
wakkeren.
Deze keer was een verenigd Duitsland klaar voor de oorlog. Oude rivaal Oostenrijk
sloot zich niet aan, maar was ook terughoudend in Frankrijk te steunen. (De Duitse
zuidelijke staten zouden spoedig toetreden tot de door Pruisen geleide Noord-Duitse
Confederatie, waardoor de Duitse eenwording een feit werd.)
Binnen Frankrijk werd Napoleon enerzijds tegengewerkt door een snel opkomende
bourgeoisie die zich ergerde aan de economische afpersingen en politieke
overheersing van het regime. Maar de bourgeoisie was verdeeld in conservatieve
republikeinen, die de neiging hadden zich aan te sluiten bij degenen die de oude
monarchie wilden herstellen, en de radicale republikeinen die spraken voor de lagere
klassen. Verder naar links, werd het regime ook tegengewerkt door de snel roeiende
arbeidersklasse, die veel erger te lijden had onder belastingen, werkloosheid, en
bittere armoede. Hun zonen werden kanonnenvoer in de buitenlandse oorlogen van
het regime, terwijl hun socialistische en radicaal-republikeinse leiders werden
opgejaagd en in Frankrijks beruchte wrede gevangenissen werden gegooid.
We moeten vooral de snelle groei van de Franse stadsbevolking in die decennia
opmerken, vooral van het industrieel proletariaat en andere niet-agrarische arbeiders.
Van de geschatte 2 miljoen bevolking van Parijs in 1869, waren ongeveer 500.000
industriële arbeiders, 300.000-400.000 niet-industriële of ambachtslieden, en
ongeveer 165.000 huisbedienden. Er waren ook 100.000 geïmmigreerde arbeiders
en politieke vluchtelingen, het grootste aantal uit Italië en Polen. Zij vormden de
natuurlijke, grote, en sterk geconcentreerde sociale basis van verschillende
proletarisch-socialistische en radicaaldemocratische politieke stromingen,
gedachtegoed en groepen, ook in Parijs en een paar andere grote steden.
Parijs, in het bijzonder, had al een lange geschiedenis van opstanden door arbeiders
en lagere middenklasse sinds de jaren 1830. Deze opstanden combineerden
economische en politieke eisen, met lokale wijken (arrondissementen) zich
organiseerden in communes en vochten met wapens en barricades op straat. De
term "commune" betekende eigenlijk een zelfbesturend lokaal district en zijn raad.
Maar in Parijs en andere Franse steden, werd de term gebruikt voor het hoogtepunt
van revolutionaire actie door de massa's, zoals in 1793, 1830, en 1848.
Te midden van de groeiende politieke gisting, groeiden beginnende politieke partijen
("clubs" of "genootschappen") snel in aantal, invloed en revolutionair activisme. Deze
omarmden verschillende vakbonds- en socialistische platformen, vooral de
4
honderden lokale groepen in Frankrijk die zich uiteindelijk aansloten bij de (Eerste)
Internationale.
In de laatste jaren voor de Commune van Parijs had Napoleon politieke gevangenen
amnestie verleend en de openbare bijeenkomsten versoepeld. Duizenden van
dergelijke bijeenkomsten werden gehouden van 1868 tot 1870, waardoor konden
verschillende revolutionaire groepen hun invloed en groei versterken.
Toen de Frans-Pruisische oorlog uitbrak, werden openbare bijeenkomsten verboden,
maar de meer militante "Rode Clubs" namen hun plaats in. Zo kwam een krachtige
massabeweging tot stand van bij het begin van de oorlog. Zij organiseerde het volk
en reageerde op de gebeurtenissen.
2. Hoe leidde de Frans-Pruisische oorlog tot de Franse nederlaag en
ineenstorting van het Tweede Rijk?
Frankrijk en Pruisen mobiliseerden snel hun respectievelijke legers op 15 juli 1870.
De volgende dag verklaarde het Franse het Franse parlement de oorlog aan Pruisen
en stuurde het enkele dagen later een formele oorlogsverklaring. In de eerste dagen
van augustus 1870 hadden zowel Frankrijk als Duitsland elkaars grenzen
overschreden in de regio Elzas-Lotharingen (langs het noordoosten van Frankrijk; zie
kaart). Een vroeg Frans offensief bedreigde al snel Saarland.
Maar Napoleon III onderschatte de Pruisen zwaar en overschatte zijn eigen kracht.
Hij had gehoopt dat Oostenrijk (Pruisens rivaal voor de Duitse hegemonie),
Denemarken en Italië (in het nastreven van hun eigen nationale belangen) hem
zouden helpen; maar zij hielden zich slechts afzijdig. Het leger van Bismarck bleek
eel beter getraind, en in staat om zijn politieke en technische thuisbasis te
mobiliseren. Het riep 470.000 man onder de wapens in iets meer dan een week en
rukte 22 km per dag op, terwijl Frankrijk er drie weken over deed om 300.000 te
mobiliseren en slechts 9 km per dag oprukten. Na minder dan een maand oorlog
wankelde het Franse offensief snel en dwong Frankrijk in het defensief, terwijl de
Pruisen snel na elkaar grote veldslagen wonnen.
In Frankrijk creëerde de regering op 10-11 augustus in allerijl een Garde Mobile
(Mobiele Garde) met alle vrijgezellen en kinderloze weduwnaars die nog niet in de
hoofdlegers zaten. Alle andere overgebleven mannelijke burgers boven de 18
werden ingelijfd in een reserve Garde Nationale (Nationale Garde), die in bataljons
werden georganiseerd als lokale eenheden die in hun thuisdistricten bleven.
De houding van de arbeidersbeweging ten opzichte van de oorlog.
De Franse en Duitse arbeiders en andere werkende massa's waren over het
algemeen tegen de oorlog. Hun anti-oorlogshouding werd verwoord en versterkt door
de propaganda en de massacampagnes van de Internationale Arbeiders Associatie
(Eerste Internationale, opgericht in Londen in 1864 en geleid door Karl Marx). De
Internationale werd steeds populairder en had groeiende nationale afdelingen in heel
Europa ondanks vervolging door de Franse, Duitse, en andere staten.
5
Hoewel hij in Britse ballingschap was, maakte Marx gebruik van alle beschikbare
communicatiemiddelen om elke dag de oorlog te volgen, en hij deelde zijn analyse
met de rest van de Internationale. Zijn Verklaring van de Algemene Raad over de
oorlogsverklaring werd via de Internationale en de pers wijd verspreid in Frankrijk,
Duitsland en elders.
Kort voordat de oorlog werd verklaard, begon de Parijse afdeling van de
Internationale te protesteren tegen de oorlog.
Napoleon III liet op zijn beurt zijn gendarmes binnenvallen in de Franse afdelingen en
arresteerde 60 van de belangrijkste activisten. Desondanks zette de Internationale
haar anti-oorlogscampagne in heel Frankrijk voort.
Wat de Duitse arbeidersklasse betreft, erkenden Marx en Engels dat zij zich konden
aansluiten bij de verdediging van de natie: "zolang het beperkt blijft tot de
verdediging van Duitsland". Hij maakte onderscheid "tussen Duitse nationale
belangen en die van de dynastieke Pruisen." De leiders van de Internationale riepen
de Duitse arbeiders zich te verzetten tegen de annexatie van Elzas-Lotharingen door
Duitsland en zich in te zetten voor "een eervolle vrede voor Frankrijk" onder een
democratisch-republikeinse regering die het Bonapartisische regime zou vervangen.
Marx herinnerde de Duitse arbeiders eraan dat als zij "zouden toestaan dat de
huidige oorlog zijn strikt defensieve karakter verliest en ontaardt in een oorlog tegen
het Franse volk, de overwinning of nederlaag rampzallig zouden zijn”. Hij voorspelde
ook dat, hoe de oorlog ook zou aflopen, "de doodsklok van het Tweede Empire al
heeft geklonken in Parijs. Het zal eindigen, zoals het begon, door een parodie."
Toen het Noord-Duitse parlement over de oorlogskredieten stemde, protesteerden
Liebknecht en Bebel (ook leden van de Internationale) en onthielden zij zich. Ze
sloten zich aan bij een Duitse arbeidersconferentie, die een resolutie uitvaardigde die
de oorlog afkeurde en de Duitse arbeiders en democraten opriep zich aan te sluiten
bij de protesten tegen de oorlog. Soortgelijke resoluties werden aangenomen op
massabijeenkomsten in Berlijn en vele andere grote Duitse steden.
De Franse nederlaag bij Sedan, de capitulatie van Napoleon en de
ineenstorting van zijn keizerrijk.
Op 18 augustus wonnen de Pruisische troepen nog een beslissende slag bij
Gravelotte. Ze sloten het gehavende Franse Leger van Rijn (113.000 man onder
generaal Bazaine) bij Metz in en begonnen het te belegeren. Het andere Franse
leger van Châlons, 103.000 man sterk en persoonlijk geleid door Napoleon zelf,
probeerde het beleg te breken. Maar op 30 augustus kwam het terecht in een
gigantische tang-aanval van het 250.000 man sterke Pruisische Derde en Vierde
Legers.
Het leger van de keizer werd ingesloten in de buurt van Sedan, en werd aan stukken
gescheurd gedurende de hele dag van 1 september. Napoleon bood de overgave
aan, wat het Pruisische commando de volgende dag formeel accepteerde. Hij en zijn
overgebleven 84.000 manschappen werden in gevangenschap genomen.
6
In Parijs maakte het nieuws van de nederlaag van Sedan en Napoleons overgave de
massa's wakker, die nu bewapend en georganiseerd als Nationale Garde eenheden
waren. Op 4 september, bestormde een grote menigte, geleid door schutters van de
Nationale Garde het Palais Bourbon, het Franse Parlement en bezette het. Het
Franse Tweede Keizerrijk stortte ineen met een sisser.
De Derde Republiek onder de regering van Nationale Defensie.
Diezelfde dag, werden vooraanstaande leden van de Kamer (die slechts beperkte
bevoegdheden had onder Napoleon) bijeen in het historische Hôtel de Ville , waarin
het Parijse stadhuis was gehuisvest. Daar riepen zij de Derde Republiek uit, en
stelden een regering van Nationale Verdediging aan om de nu defensieve oorlog
voort te zetten. De nieuwe regering, met de monarchistische generaal Louis Trochu
aan het hoofd, werd gedomineerd door conservatieve republikeinen en monarchisten
met dubbele gezichten.
Marx juichte de oprichting van de nieuwe republiek toe, maar voorspelde vele
problemen. In de tweede toespraak van de Algemene Raad van de Internationale (9
sept.), merkte hij op dat deze republiek in handen was van een regering "die deels
bestond uit beruchte Orleanisten (aanhangers van de vroegere koning Louis-
Philippe), deels Republikeinen uit de middenklasse." Aan de andere kant herinnerde
hij de Franse arbeiders eraan zich niet ten doel te stellen de regering omver te
werpen ("een wanhopige dwaasheid") maar door te gaan met "de organisatie van
hun eigen klasse" voor doelen op langere termijn.
Marx had inderdaad het inzicht dat het Franse proletariaat nog niet klaar was om de
macht te grijpen, alhoewel ze geconfronteerd is met een nieuwe "regering van
nationale defensie", die de laatste incarnatie was van de Franse bourgeoisie en die
gezworen had de kapitalistische heerschappij in stand te houden. Deze staat was
van plan om de proletarische macht, die in Parijs die in Parijs aan het ontstaan was,
tegen te houden en zelfs te buigen voor Pruisen als het zover zou komen.
Het tweede manifest van de Internationale riep op tot demonstraties van de Duitse
arbeidersklasse om de oorlog te beëindigen, om de Franse Republiek te erkennen
en een "eervolle vrede" te sluiten, en om zich te verzetten tegen de annexatie van
Elzas-Lotharingen. Maar de Duitse sociaal-democraten die het manifest
ondertekenden werden onmiddellijk gearresteerd en in ketens naar de gevangenis
gesleept. Liebknecht en Bebel, de belangrijkste voorvechters van de oorlog in het
Duitse parlement, werden ook gearresteerd wegens hoogverraad. Zo werd de
massale vredesbeweging overstemd door de ultranationalistische Duitse drang naar
meer grondgebied.
De Pruisische legers drongen dieper Frankrijk binnen.
Nadat het grootste deel van zijn belangrijkste legers waren uitgeschakeld bij Metz en
Sedan, scharrelde de nieuwe Franse regering alle soorten militaire eenheden bij
elkaar, inclusief oude dienstplichtige soldaten van de Mobiele Garde en de
plaatselijke Nationale Garde, om de verdediging rond Parijs te versterken. Ze
7
versterkte de stad en legde enorme voorraden voedsel en munitie om het verwachte
beleg te doorstaan.
Parijs stond alleen, maar was bewapend.
Traditioneel was de Nationale Garde een door de middenklasse gedomineerde militie
die samen met de Mobiele Garde (eveneens gedomineerd door de middenklasse)
moest vechten ter ondersteuning van de voornaamste Franse legers (die
hoofdzakelijk uit de boerenmassa's waren gerekruteerd), en om ook politietaken op
zich te nemen.
Maar nu, met de hoofdstad in gevaar van een Pruisische aanval, vervoegden de
verarmde Parijse massa's de rangen van de Nationale Garde tot een totaal van
330.000 man. Aan de 60 oude bataljons werden 130 nieuwe nieuw opgerichte
bataljons toegevoegd. Zij kregen 30 sous (1 frank 50) per dag betaald en werden
bewapend met dezelfde infanteriegeweren die door het reguliere leger werden
gedragen. De Parijzenaren betaalde ook zelf 400 bronzen kanonnen voor de
eenheden van de Garde.
Op 18 september hadden Duitse troepen Parijs volledig omsingeld, afgesneden van
de rest van het onbezette Frankrijk, en begonnen ze Parijs te belegeren. De
Nationale Vergadering had Parijs al eerder verlaten en verhuisde naar Bordeaux,
bijna 600 naar het zuiden. De minister van Binnenlandse Zaken Léon Gambetta
ontsnapte per heteluchtballon naar de stad Tours zo'n 300 km naar het zuiden, met
een mandaat om een nieuw leger van de Loire op te richten en van daaruit de
oorlogsinspanningen te leiden.
In feite had de Franse regering twee ver van elkaar verwijderde wapens die
nauwelijks met elkaar coördineerden. Gambetta in Tours, de Nationale Vergadering
in Bordeaux en beide waren afgesneden van de belegerde hoofdstad en haar
gouverneur, generaal Trochu (tevens algemeen militair bevelhebber voor de
verdediging van Parijs, en nominaal president).
3. Hoe ging de verknoeide regering van nationale defensie om met de
belegering van Parijs en hoe veroorzaakte de Parijse Commune?
De belegering van Parijs.
Terwijl de inderhaast opgerichte Franse legers van Gambetta op de meeste fronten
werden verslagen zette het volk van Parijs en hun bataljons van de Nationale Garde
zich schrap voor het ergste. Met Gambetta en de Nationale Assemblee te ver van
Parijs, Jules Favre (als vice-president en minister van buitenlandse zaken) en
Adolphe Thiers, een andere conservatieve republikein met monarchistische banden,
de feitelijke leiders van de regering.
Zij waren meer bezorgd over de opstandige stad dan over de vijand die aan de
poorten klopte.
Voor de meeste Parijzenaren begonnen de voedselvoorraden op te raken terwijl
ziekten de arme buurten besmetten onder strenge winterse omstandigheden. Veel
van de rijken, daarentegen, konden hun door zich in veiligheid te brengen via de
8
Pruisische linies of door hun voorraden aan te vullen tegen torenhoge prijzen. Het
volk raakte steeds meer gefrustreerd over de incompetentie, lafheid en tekenen van
capitulatie. In feite stonden zij op de rand van een opstand.
Op 27 oktober 1870 gaf het Franse leger dat onder generaal Bazaine in Metz
vastzat, zich zonder slag of stoot over. Het nieuws verspreidde zich dat de echte
politieke leiders van de regering (Favre en Thiers) in feite aan het onderhandelen
waren met de Pruisen voor een vrede die Parijs zou ontwapenen. Woedende
Parijzenaren verzamelden zich in de straten en noemden het een "regering van
nationaal verraad."
Op 31 oktober bestormden menigten, gesteund door de Nationale Garde, die door de
arbeiders werd gedomineerd, het stadhuis en verdreven tijdelijk de regering. Maar
bataljons uit de middenklasse schoten de regering snel te hulp. Om een burgeroorlog
te voorkomen en de Franse eenheid tegen het Pruisische beleg te bewaren, trokken
Auguste Blanqui en andere leiders van de opstand zich terug. De regering beloofde
verkiezingen te houden. Maar in plaats daarvan hield zij een volksraadpleging over
de voortzetting van de bestaande regering, die ze met overmacht won. Vervolgens
arresteerde zij 25 leiders van de Blanquisten geleide opstand. (Blanqui zelf zou aan
de vooravond van de Parijse Commune gevangengenomen worden en bleef
gevangen tot na de val.)
Het volk spotte met de Parijse militaire gouverneur, generaal Trochu, die publiekelijk
zwoer "geen duimbreed toe te zullen geven” maar privé vanaf het begin al zei dat
elke verdediging van Parijs "heroïsche dwaasheid" was. Hij kwam met een zeer
passief "verdedigingsplan," en slaagde er niet in de verschillende Garde troepen en
gewapende burgers die klaar stonden om te vechten in te zetten. Het volk gaf de
regering steeds meer de schuld van het slechte verloop van de oorlog.
Bij de verdediging van de belegerde stad begon het volk meer hoop te stellen op hun
Nationale Garde eenheden, die slecht getraind waren, maar goed bewapend. Terwijl
meer en meer rijken en middenklassers de stad verlieten naar veiliger oorden,
werden de arrondissementen van Parijs en hun eenheden van de Nationale Garde in
toenemende mate proletarisch en radicaler. De bataljons werden gecommandeerd
door officieren die gekozen werden door de troepen zelf. Sommige eenheden van de
Nationale Garde werden geleid door socialistische arbeiders en leden van de
Internationale. Vaak organiseerde die vrouwen (die uitgesloten waren van Nationale
Garde), de massa’s zich. Zij veranderden openbare zalen en theaters in
gaarkeukens en vergaderplaatsen van de Rode Club’s, die onderdak boden aan
vluchtelinge, voor dagelijkse discussies.
Franse militaire eenheden en gewapende arbeiders hadden tweemaal geprobeerd
het Pruisische beleg te breken (in november 1870 en januari 1871) maar beide
eindigden in een ramp. De Pruisische artilleriebombardementen bestookten de stad
23 dagen lang. Op 18 januari viel Versailles, aan de rand van Parijs, in handen van
de Pruisen.
Het nieuwe Duitse Rijk
9
Het nieuwe Duitse Rijk werd formeel uitgeroepen en keizer Wilhelm gekroond in de
Spiegelzaal.
Toen generaal Trochu er op 19 januari niet in slaagde het beleg te breken, nam hij
ontslag als gouverneur van Parijs. Thiers en Favre bleven over als de echte
regeringsbeslissers; zij bereidden zich snel voor op een Franse overgave
De capitulatie en de opkomst van het bewind van Thiers.
Op 28 januari 1871, tekende de Franse regering een wapenstilstand met Pruisen.
Favre (namens Frankrijk) en Bismarck (namens keizer Wilhelm) ondertekenden het
Verdrag dat de voorwaarden van de wapenstilstand en capitulatie vastlegde. De
vernederende voorwaarden omvatten de betaling van enorme bedragen aan Frans
geld voor schadeloosstelling en herstelbetalingen.
De Pruisen dongen bij de Fransen aan om een nieuwe regering te vormen zodat het
vredesverdrag kon worden te bekrachtigd. Op 8 februari werden nationale
verkiezingen gehouden. (Alle mannelijke burgers mochten stemmen, maar vrouwen
niet.) De grote massa van de landelijke kiezers, aangetrokken door de slogan "vrede
tot elke prijs" en nog steeds onder invloed van de oude adel, werden overgehaald om
het monarchisme te steunen en de onverzettelijkheid van het radicaal en het
proletarisch Parijs, te bekampen. Zij kozen voor een nieuwe regering die voor het
overgrote deel bestond uit monarchistische, kapitalistische, middenklasse,
geestelijken en landadel afgevaardigden.
Van de 750 afgevaardigden in de Assemblée waren er 450 monarchisten en
Bonapartisten, de rest conservatieve republikeinen, en slechts ongeveer 100 waren
radicale republikeinen. Een derde van de afgevaardigden had adellijke titels. Op 12
februari verkoos de Assemblee Adolphe Thiers tot president en hoofdbestuurder. Op
26 februari werd het verdrag met Pruisen geratificeerd, waarmee de zware
vredesvoorwaarden definitief werden bezegeld. Het verdrag verplichtte Frankrijk de
Elzas en een deel van Lotharingen aan Duitsland af te staan, en 5 miljard gouden
franken te betalen als oorlog herstelbetalingen.
Bismarck voelde de opstandige hartslag van Parijs en besloot zijn Pruisische troepen
naar de stad te laten marcheren maar slechts voor een korte en symbolische
bezetting van twee dagen. Hij besloot slim om de stad niet volledig te bezetten maar
alleen de oostelijke toegangswegen te bewaken, en de Fransen de taak te geven de
orde in de stad in de stad door eenheden van de Nationale Garde. Maar deze
beslissing had zijn gevolgen. Zoals Engels opmerkte: "De forten werden
overgeleverd, de stadsmuur ontdaan van kanonnen, de wapens van de regimenten
van de linie en van de Mobiele Garde werden overhandigd, en zijzelf werden als
krijgsgevangenen beschouwd. Maar de Nationale Garde behield zijn wapens en
kanonnen..."
Het regime Thiers benoemde monarchisten tot hoge functionarissen. Het benoemde
de commandant van de Nationale Garde (de jezuïtische generaal de Paladine), de
prefect van de Parijse politie (de bonapartist Valenin), en voor andere belangrijke
militaire posten. Het veroordeelde een Blanquist leider van de 31 oktober opstand ter
10
dood. Zes republikeinse kranten worden verboden wegens "opruiing en
ongehoorzaamheid aan de wet".
Op 10-12 maart nam de Assemblee vier wetten aan die Parijs nog verder verlamden.
(Het legde ook andere nieuwe financiële maatregelen, in een poging het Franse volk
uit te knijpen om de oorlogsvergoedingen te betalen en om hopelijk de Duitse
bezetters over te halen eerder te vertrekken.)
Eerst werd het loon van de troepen van de Nationale Garde tot bijna nul
teruggebracht, waardoor ze berooid achterbleven, doordat de geruïneerde economie
hen geen andere inkomsten kon verschaffen. Ten tweede werd het moratorium op de
verkoop van goederen in pandjeshuizen opgeheven, waar veel arbeiders hun
schamele kostbaarheden hadden verpand. Ten derde werden alle rekeningen van de
afgelopen vier maanden die te laat waren betaald, onvoorwaardelijk en met rente
binnen de komende drie dagen te worden betaald - waaronder veel onbetaalde
huurgelden van meer dan 200.000 arbeiders huishoudens. En als vierde en laatste
vernedering besloot de nieuwe regering haar nationale zetel te verplaatsen naar
Versailles, slechts 17 km buiten Parijs en direct onder Pruisisch oog.
Deze maatregelen wakkerden de groeiende wrok van de arbeiders en andere
werkende massa's verder aan, en deze begonnen zelfs de lagere middenklasse in
hun levensonderhoud aan te tasten.
De kruitvat stond op het punt te ontploffen. De historische Parijse Commune was het
gevolg. Haar initiatief zou zich ook verspreiden over Frankrijk door meer kortstondige
gewapende opstanden in verschillende andere steden.
Deel II. De opkomst en ondergang van de Parijse Commune, 18
maart - 28 mei 1871
Samengevat creëerden de volgende factoren de voorwaarden voor een burgeroorlog
tussen de door arbeiders geleide werkende massa's van Parijs en de regering
Thiers:
(1) de beschamende nederlaag in de oorlog tegen Duitsland;
(2) de algemene staat van economische ondergang onder de massa's tijdens de
belegering van Parijs;
(3) de diepe sociale onvrede onder de arbeiders tegen de kapitalistische uitbuiting,
samen met vage maar socialistisch systeem;
(4) de wijdverspreide verontwaardiging van de massa's tegen de klassen en
regeringsautoriteiten, die reactionair-monarchistisch waren, incompetent, en zich
wentelden in hun luxueuze levensstijl.
1. Hoe kwam de Parijse Commune in opstand tegen het regime van Versailles?
Vanaf het Pruisische beleg tot de vorming van de nieuwe Nationale Vergadering
werd Parijs geleid door een militante arbeidersklasse die was georganiseerd en
bewapend in Nationale Garde eenheden van 200.000 man. Parijs was om
onafhankelijke politieke beslissingen te nemen. De gewapende macht werd geschat
11
op 450.000 geweren en andere vuurwapens, 2.000 kanonnen, en immense
voorraden munitie.
De eenheden van de Nationale Garde in Parijs, nu bestaande uit 215 bataljons met
uitzondering van een of twee Bonapartistische bataljons, vormden zich in de
Federatie van de Nationale Garde (voortaan werden ze ook “de Nationale Garde”
genoemd).
Op 3 maart werden het programma en de statuten van de federatie goedgekeurd
door afgevaardigden gekozen uit alle arrondissementen van Parijs. Op 15 maart
koos de federatie een Centraal Comité (CC) waaraan zij voortaan rapporteerden in
plaats van de door Versailles aangestelde commandant. Alle weerbare burgers
werden opgeroepen om comités van bataljons en raden van legioenen te
organiseren en afgevaardigden naar het CC te sturen.
Parijs was nu een gewapend kamp van het proletariaat dat de regering in Versailles
trotseerde. Er bestond een situatie van dubbele macht bestond. De meest dringende
vragen waren deze: Hoe zou het regime van Versailles de bom die Parijs was
kunnen ontmijnen ? En zou Parijs gewoon buigen en ontwapenen?
Het regime van Versailles, gesteund door de Pruisische staat, wist dat het Parijs
moest ontwapenen. Maar de mensen hadden betaald voor de verdediging van de
stad met hun eigen bloed, zweet en tranen. Ze eisten hun recht op om wapens te
dragen. In feite hadden ze aan het begin van het beleg 400 stuks artillerie met hun
eigen geld betaald. Zij konden niet zomaar worden bevolen zich terug te trekken, te
ontwapenen en hun leiders te laten arresteren, zeker niet door een monarchistisch
regime met Pruisische steun.
Het volk van Parijs verdedigt de kanonnen van de Nationale Garde. Thiers voerde
zijn provocaties tot een hoogtepunt door de overgave te eisen van de Parijse
wapens, inclusief de 400 kanonnen die de massa's beschouwden als van hen.
Aangekomen in Parijs op 15 maart, was Thiers' echte doel de vestingwerken in te
nemen en de Nationale Garde volledig te ontwapenen. Maar zijn onmiddellijke
aandacht ging uit naar het bemachtigen van de kanonnen.
Bij het krieken van de dag op 18 maart mobiliseerde Thiers 20.000 legertroepen en
trouwe Garde eenheden om de artillerie stukken: 171 kanonnen opgesteld op de
Montmartre heuvel, 74 op de Belleville heuvel, en de de rest op 16 andere plaatsen.
Door middel van aanplakbiljetten in de hele stad riep hij ook alle Parijzenaren op om
de kant van Versailles te kiezen en het CC van de Nationale Garde te veroordelen.
Legerploegen van het 88e regiment onder generaal Lecomte schakelden de
Montmartre bewakers uit, namen enkele stukken in beslag, en verplaatsten ze met
moeite naar de voet van de heuvel. Maar een groot aantal kanonnen bleef op de
heuvel staan.
Intussen begon een grote menigte, vooral bestaande uit vrouwen en kinderen, zich te
verzamelen. Ze boden de hongerige soldaten, die worstelden om de kanonnen te
verplaatsen, en bood brood en wijn en probeerde de troepen over te halen om zich
terug te trekken. Anderen gebruikten trommels om alarm te slaan, en weldra
12
weerklonken in de hoofdstraten kerkklokken en bellen. Uit alle richtingen kwamen
troepen van de Nationale Garde aan. Samen met de menigte, overtuigden ze de
legertroepen ervan niet te schieten (ondanks Lecomte's herhaalde bevelen) en zich
in plaats daarvan te verbroederen de Nationale Garde.
De Garde arresteerden Lecomte en dwongen hem zijn troepen opdracht te geven
een Monmartre te ontruimen. Om 9 uur 's morgens lukte dat. Gelijkaardige
krijgsgevechten om andere kanonnen vonden elders plaats. De door Thiers
gezonden legereenheden trokken zich terug. Om 11 uur 's morgens hadden had de
Nationale Garde bijna alle kanonnen heroverd op 10 stukken na. Om ongeveer 3 uur
's middags, vluchtten Thiers en zijn ministers terug naar Versailles. In de Chaussee
des Martyrs later die namiddag, werd de massamoordenaar en “slager” van 1848
Generaal Clement-Thomas opgemerkt en gearresteerd door de menigte. Hij en
Lecomte werden beiden geëxecuteerd door enkele van hun eigen muitende
soldaten.
Het Centraal Comité treedt op als voorlopige regering. Het CC van de Nationale
Garde, als vertegenwoordiger van het volk van de stad, was nu de enige macht in
Parijs. Diezelfde dag (18 maart) verzamelden zich mensenmassa's bij het Hôtel de
Ville onder het geroep van "Leve de Commune!" Tegen middernacht begon het CC
te functioneren als orgaan van de politieke macht. In zijn proclamatie van 18 maart
zei het: De proletariërs van Parijs, te midden van de nederlagen en het verraad van
de heersende klasse, zijn tot het inzicht gekomen dat zij de situatie moeten redden,
door het bestuur van de publieke zaak in eigen hand te nemen. Ze hebben ingezien
dat het hun hoogste plicht en hun absolute recht is om hun eigen lot in handen te
nemen en de macht van de regering over te nemen.
Sommige CC-leden aarzelden om openlijk te verklaren dat zij nu de voorlopige
revolutionaire regering van Parijs waren. Maar met de volledige steun van bijna de
hele bevolking en geen andere keuze ziende, begon het CC zijn eerste voorzichtige
en vaak onzekere stappen in die richting te zetten. Ondanks de dat het geen
wetgevende bevoegdheid had, verrichtte het al de handelingen van een voorlopige
regering.
De eerste maatregelen hielden verband met de bezetting en versterking van de
forten rond Parijs en de voorbereiding voor de verkiezingen voor de Commune. Er
werd ook een de-facto ministerieel kabinet gevormd om specifieke officiële taken op
zich te nemen - vaak gewoon omdat het kamp Thiers, in zijn verhuizing naar
Versailles, Parijs volledig had ontdaan van zijn administratieve apparaat.
De reactionaire mars van 21-22 maart.
Sommige verzoenende burgemeesters, vooral in de rijke 1e en 2e arrondissementen,
zetten aan tot een menigte van royalisten, Bonapartisten, reactionaire studenten en
bullebakken op 21 en 22 maart. Hun doel was het gezag van het CC aan te vechten
en het hoofdkwartier van de Nationale Garde in te nemen.
Op de Place Vendôme, op 21 maart, dreven de troepen van de Nationale Garde
onder het bevel van Jules Bergeret de menigte vreedzaam uiteen. De reactionaire
13
mars van de volgende dag bleek gewelddadiger, toen de reactionairen terugkeerden
met vuurwapens en andere wapens. Bergeret's troepen moesten hen uiteendrijven
met een enkel salvo -met slachtoffers aan beide kanten.
De gemeenteraadsverkiezingen gehouden, de gemeente uitgeroepen. Het CC was
terughoudend geweest met het onmiddellijk houden van verkiezingen in heel Parijs,
in de hoop eerst toestemming te krijgen van de burgemeesters (hoofden van
arrondissementen) en zo enige legaliteit voor de verkiezingen te verkrijgen. Na de
stemming twee keer te hebben uitgesteld, werd het CC nu onder druk van de
achterban de Nationale Garde aangezet om de stemming uiteindelijk op 26 maart te
houden. Het handjevol afgevaardigden uit rijke districten zagen af van hun zetel,
zodat de overgrote meerderheid van 60-80 revolutionaire afgevaardigden van de
arbeiderswijken om het werk van de Commune te dragen.
Op 27 maart kwam bijna de hele Parijse bevolking bijeen om de verkiezingsuitslag te
verwelkomen met vrolijk gezang, dans en gejuich. De volgende dag verzamelden
zo'n 200.000 mensen zich rond het Hôtel de Ville op het geluid van kanonsalvo's,
bugels en trommels. Rode vlaggen wapperden in de lucht, en de revolutionaire
liederen "Marseillaise" en het "Chant du Depart" werden gezongen. Het CC van de
Nationale Garde droeg de macht over aan de nieuwgekozen Commune, en de leden
van zowel CC als Commune verschenen samen op het balkon van de stadhuis, met
rode sjaals over hun schouders.
Te midden van het lawaai van trommels en kanonnen, dreunde een stem van de
Nationale Garde: "In naam van het volk, is de
Commune uitgeroepen!" Een eensgezind antwoord weerklonk van de duizenden die
zich verzamelden: "Leve de Commune!"
Enkele van de bekendste leiders van de Commune en hun belangrijkste opdrachten
of rollen waren de volgende:
Émile Eudes (arts, journalist, lid van de Internationale, Blanquist), als commissaris
voor oorlog; later, met Paul Antoine Brunel (Frans leger luitenant, Blanquist);
Charles Delescluze (advocaat, journalist, veteraan-jacobinist revolutionair van 1830
en 1848, politicus van de Tweede Republiek, politieke gevangene van lange duur, lid
van de Internationale), als commissaris voor buitenlandse betrekkingen en oorlog;
Jarosław Dąbrowski of Jaroslav Dombrowski (lid van de Poolse adel, voormalig
officier van het Russische legerofficier, oud-Narodnik-revolutionair, vluchteling uit
Siberische ballingschap), als vooraanstaand generaal en later opperbevelhebber van
de strijdkrachten van de Parijse Commune;
Émile-Victor Duval (arbeider, lid van de Internationale, Blanquist), prefect van de
politie;
Raoul Rigault (journalist, revolutionair sinds zijn jeugd), prefect van de politie;
Louis-Eugène Varlin (boekbinder, vakbondsman, lid van de Internationale,
Proudhonist)
14
François Jourde (boekhouder), als commissarissen voor financiën; Varlin was ook
hoofdpersoon op het gebied van arbeidsverhoudingen en werd later
oorlogscommissaris;
Édouard-Marie Vaillant (ingenieur en advocaat, lid van de Internationale,
proudhonist), als commissaris voor Binnenlandse Zaken, met inbegrip van onderwijs;
Leó Frankel (Hongaarse goudsmid, organisator van migrerende werknemers, lid van
de Internationale), als commissaris voor arbeid en uitwisseling;
Félix Pyat (journalist, toneelschrijver, onafhankelijk socialistisch politicus), als lid van
de Comité voor Openbare Veiligheid;
Théophile Ferré (waarschijnlijk referendaris), als lid van de Commissie voor
Openbare Veiligheid;
Adolphe Alphonse Assi (arbeider, lid van de Internationale, Proudhonist-gezind) om
bestuur van het regeringsapparaat in het Hôtel de Ville;
Edouard Moreau de Beauvière (literair schrijver), om toezicht te houden op het
Journal officiel (de revolutionaire krant van de Commune) en de drukpers;
Louise Michel, Elizabeth Dmitrieff, en vele andere vrouwen uit de arbeidersklasse en
uit de kleinburgerij, die weliswaar geen officiële functies bekleedden in de Commune
en haar strijdkrachten, maar waren wel leiders van de verschillende lokale en
vrouwenorganisaties en als praktische militaire commandanten en straatvechters in
de laatste weken.
2. Hoe verliep de burgeroorlog tussen de Parijse Commune en de regering van
Versailles?
Ondanks de tekenen van een groeiende contrarevolutie was het CC (zelfs vóór de
verkiezing van de nieuwe Commune) zelfgenoegzaam en onvoorzichtig omgegaan
met de pogingen van Versailles om de forten te heroveren en de omsingeling van
Parijs aan te scherpen.
Het CC gaf generaal Charles Lullier (de opperbevelhebber van de Nationale Garde,
die zeer onbekwaam bleek te zijn) de opdracht zeer incompetent) om de
vestingwerken van de stad veilig te stellen voordat Versailles ze als eerste innam.
Maar Lullier was zeer traag in het uitvoeren van de taak. Verrassend genoeg bezette
hij niet de strategische vesting Mont Valerien - de sleutel tot Parijs en Versailles. Op
20 maart, werd het fort bezet door Versailles troepen.
Het CC tolereerde Lullier's andere twijfelachtige acties. Na het uitroepen van de
Commune, werd hij vervangen door Émile Eudes, Paul Antoine Brunel, en Émile-
Victor Duval als militaire trojka, met Bergeret als commandant van de Nationale
Garde. Duval en Eudes drongen aan op een onmiddellijke opmars naar Versailles,
om Thiers te dwingen zich over te geven of te vluchten. Maar dit werd afgewezen -
opnieuw een bewijs hoe besluiteloosheid en zachtheid overheersten bij de leiders
van de Commune in hun omgang met Versailles. Thiers kreeg daardoor ademruimte
om snel zijn militaire positie te consolideren.
15
Zelfs onder de bevolking van Parijs was er misplaatst optimisme dat een verder
conflict et de troepen van Versailles vreedzaam kon worden opgelost, door
verbroedering tussen de twee partijen.
Terwijl Thiers zijn troepen zorgvuldig samenbracht, tastten de leiders van de
Commune in het duister over de juiste koers van militaire actie. Op 2 april werden ze
eindelijk geconfronteerd met een ernstige militaire uitdaging. Versailles troepen
vielen een detachement van de Garde aan en vermoordden hun gevangenen. Parijs
slaakte onmiddellijk de kreet: "Naar Versailles! Marcheer op de Versailles regering!"
In de vroege ochtend van 3 april marcheerde een 28.000 man sterke Nationale
Garde naar Versailles langs vier verschillende routes. De 15.000 manschappen van
Jules Bergeret en Gustave Flourens moesten langs de noord- en oostflank onder het
kanongeschut van Mont Valerien door (het sleutelfort dat Lullier niet bezette).
De Nationale Garde veronderstelden dat de troepen in het fort niet op hen zouden
vuren, en dat verbroedering opnieuw de dag zou redden. Maar het fort vuurde een
regen van geweervuur op de Nationale Garde, die op een ongeorganiseerde manier
moesten vechten tegen andere vijandelijke troepen voordat ze konden terugvallen
naar Parijs. (Flourens werd gevangen genomen en gedood tijdens de terugtocht).
De mislukte mars naar Versailles en de overhaaste terugtocht deden de Parijzenaren
versteld staan. Het versterkte het militaire conservatisme onder de leiders van de
Commune. Vanaf dat moment viel Parijs terug in de verdediging en durfde niet het
offensief tegen Versailles niet meer te hervatten.
3. Wat waren de belangrijkste politieke tendensen binnen de Parijse
Commune?
Lenin legde de tendensen binnen de Parijse Commune uit in termen van
klassenverhoudingen:
In het begin was deze beweging erg onbepaald en verward. Patriotten sloten zich
erbij aan. Zij hoopten dat de Commune de oorlog met de Duitsers zou hervatten en
tot een succesvol einde zou brengen. Ze genoot de steun van de kleine winkeliers
die met de ondergang bedreigd werden tenzij er uitstel van betaling zou zijn voor
schulden en huur (de regering weigerde dit uitstel te verlenen, maar zij verkregen het
van de Commune). Tenslotte genoot het, in het begin,de sympathie van de
bourgeois republikeinen die vreesden dat de reactionaire Nationale Vergadering de
monarchie zou herstellen. Maar het waren natuurlijk de arbeiders , onder wie actieve
socialistische propaganda was gevoerd tijdens de laatste jaren van het Tweede
Keizerrijk en van wie velen zelfs lid waren van de Internationale, die de hoofdrol
speelden in deze beweging.
Dagelijks moest de Commune de vele beleidskwesties oplossen en zich
bezighouden met de duizenden bestuur taken van een stad van 2 miljoen mensen in
een zeer ongemakkelijke situatie. Hier werd ze geconfronteerd met interne
moeilijkheden, zoals Engels beschreef: "De Commune werd verteerd door een
vruchteloze strijd tussen de twee partijen die haar opsplitsten, de Blanquisten (de
meerderheid) en de Proudhonisten (de minderheid)".
16
Blanquisten.
Dit was een groep geleid door Louis Auguste Blanqui, die voorstander was van een
soort socialistische revolutie die niet door de massa's zou worden uitgevoerd, maar
door een kleine, hechte samenzweerdersgroep, die de macht zou grijpen in naam
van het volk en een dictatoriaal bewind zou voeren om het socialisme voor het volk
op te bouwen.
De overgrote meerderheid was alleen socialist door proletarisch instinct - met een
paar uitzonderingen zoals Vaillant die bekend was met de socialistische theorieën
van Marx en Engels. (Blanqui zelf was een van de leiders van de opstand van 31
oktober 1870, maar werd gevangengenomen door de troepen van Versailles en bleef
een politieke gevangene gedurende de hele Commune tot hij werd vrijgelaten in
1879).
De Blanquisten zagen noch de noodzaak van een brede massabeweging, noch de
leidende rol van de arbeidersklasse, omdat zij geen onderscheid konden maken
tussen het proletariaat en de revolutionaire bourgeoisie. Het was meer
geïnteresseerd in de praktische maatregelen om het kapitalisme omver te werpen
dan in het nastreven van strikte theorieën en principes voor de opbouw van het
socialisme.
De Blanquisten, die al voor de Commune naar schatting 1.000 man telden, waren
georganiseerd in sterk gecompartimenteerde cellen van ongeveer 10 personen elk.
Velen waren gewapend en klaar om praktische taken uit te voeren taken uit te
voeren zodra de opstand begon. Hun stoutmoedigheid, discipline en
leiderschapskwaliteiten maakten hun kleine aantal sterk. Zij waren overheersend in
het CC van de Nationale Garde. Zij begonnen en leidden de (mislukte) opstand van
31 oktober 1870 tijdens de belegering van Parijs, en waren in de meerderheid in de
Commune zelf.
Proudhonisten en andere Internationalisten.
De minderheid in de Commune (maar een zeer invloedrijke minderheid) waren
volgelingen van Pierre-Joseph Proudhon, een voormalig utopisch-socialist die wordt
beschouwd als de grondlegger van het anarchisme. Velen van hen waren ook lid van
de Internationale, waar een sterk anarchistische blok onder leiding van Mikhail
Bakunin. In principe baseerden de Proudhonisten hun economisch programma op de
belangen van de kleine boer en de ambachtsman. Zij bagatelliseerden de rol van
georganiseerde arbeiders in grootschalige massaproductie en industrie, en kenden
het belang ervan alleen toe in uitzonderlijke gevallen, zoals de spoorwegen.
In de praktijk echter, toen de Commune hen de meest dringende maatregelen voor
haar voortbestaan voorlegde, zetten de Proudhonisten (vooral de linkse militanten)
de anarchistische theorieën van Proudhon opzij.
In plaats daarvan, zoals Engels zei: "Het strekt de Commune tot grote eer dat in al
haar economische maatregelen de 'drijfveer' niet een reeks 'principes' was, maar
eenvoudige, praktische behoeften." De meeste van deze maatregelen
17
weerspiegelden niet de geest van het Proudhonisme, maar meer "de geest van het
Duitse wetenschappelijk socialisme."
De enige sociale maatregel die volledig aan Proudhon's principes voldeed, was het
besluit om geen beslag te leggen op de Franse Nationale Bank, een grote blunder
die bijdroeg aan de ondergang van de Commune.
De machtige rol van de vrouw.
Een onderscheidend kenmerk van de Commune is dat het een gigantische
vrouwenbeweging ontketende. De strijd voor vrouwenrechten, gelijkheid en
bevrijding in Frankrijk had te lijden gehad tegenslagen gekend tijdens de 60 jaar van
Bonapartistische regimes en herstelde monarchieën. Super-macho waarden
overheersten zelfs onder de overwegend mannelijke leiders en strijders van de
Nationale Garde van de Commune, vooral onder de Proudhonisten.
Er waren een paar uitzonderingen, zoals Eugène Varlin, Benoît Malon, Édouard
Vaillant en Leó Frankel, die de gelijkheid van vrouwen op hun
verantwoordelijkheidsgebied bevorderden. Naarmate de Commune vorderde,
stonden veel meer vrouwelijke activisten op om hun gelijkheid en leidende rol op te
eisen. Zij wonnen de steun en en respect van steeds meer leiders van de gemeente.
Elisabeth Dmitrieff, Paule Mink, Louise Michel, Nathalie Lemel, André Léo, Eliska
Vincent, en Noémi Reclus waren slechts enkele van de vele leidende vrouwen van
de Commune. Zij waren reeds vakbondsstrijdsters, socialistische organisatrices en
feministische campagne voedsters die arbeidersstakingen en onderwijsprogramma's
voor meisjes in de jaren 1860. Tijdens de Frans-Pruisische oorlog en de belegering
van Parijs, sloten veel vrouwelijke activisten lid van de "waakzaamheid comités,"
leidde coöperaties en onderlinge hulpgroepen, en leidde de strijdbare menigten die
marcheerden naast hun Nationale Garde eenheden gedurende die turbulente
maanden.
Op hun initiatief werd bij het ontstaan van de Commune de Union des Femmes
(Vrouwenbond) georganiseerd onder de vrouwen van de arbeidersklasse van de
stad, met haar eerste bijeenkomst op 11 april. De Vrouwen Unie, lid van de
Internationale, bleek een van de meest actieve en militante Communards te zijn bij
het onderhouden van de georganiseerde massabasis onder de Rode Clubs, bij het
aandringen op sociaaleconomische maatregelen, die de rechten van vrouwen en
arbeiders beschermden, in het behandelen van zieken en gewonden, en in het
vechten en sterven aan de zijde van de mannen in de frontlinies en op de barricades.
Sterke internationalistische stroming.
De Commune legde ook de nadruk op een sterke internationalistisch-socialistische
stroming, vooral door de directe deelname van veel leden van de Internationale. Ze
mobiliseerde veteranen van 1848, politieke vluchtelingen en geïmmigreerde
arbeiders en hun gezinnen die uit andere delen van Europa. Gemeenschapsleiders
als Leo Frankel uit Oostenrijk-Hongarije, de Poolse veteraan de Poolse revolutionair
Dombrowski, Elisabeth Dmitrieff en vele andere Communards van andere
nationaliteiten hieven het vaandel van het wereldproletariaat en vochten op de
18
barricaden naast hun Franse strijdmakkers. De internationalistische geest van de
Commune werd vanaf het begin gehandhaafd, toen de gekozen buitenlanders
werden bevestigd, want "de vlag van de Commune is de vlag van de Wereld
Republiek."
4. Wat waren de voornaamste verwezenlijkingen van de Commune?
Ondanks de vele ongunstige omstandigheden en de zeer korte tijdspanne, was de
Commune van Parijs in staat om maatregelen uit te vaardigen die haar historische
proletarisch-socialistische revolutionaire betekenis en doelstellingen. De meest
fundamentele prestatie is dat, voor het eerst in de wereldgeschiedenis, de
arbeidersklasse in staat was haar eigen staat op te richten en in de praktijk leerde
hoe de proletarische macht uit te oefenen.
Hoewel de leiding van de Commune en de meest georganiseerde afdelingen
verschillende politieke was zij in staat de hele arbeidersklasse te verenigen in het
volbrengen van de democratische taken die, zoals Lenin opmerkte, "de bourgeoisie
slechts kon verkondigen", maar niet voltooien. Zij bewees de wereld dat de
arbeidersmassa's - die zichzelf gedurende de hele Commune bewust definieerden en
zich met trots "het proletariaat" noemden, de sociale klasse die het meest onderdrukt
werd door het kapitalisme - zich konden organiseren in een proletarische staat, het
hele politieke systeem kon democratiseren als nooit tevoren, en de fundamenten van
het socialisme bouwen op de ruïnes van het kapitalisme.
In veel opzichten was de Commune zowel een arbeiderswapen als een leerschool
voor de klassenstrijd en het socialisme. Het was een product van een spontane
opstand, dat is waar. Maar gaandeweg werd het gevormd en voortgestuwd door
groepen en individuen met al veel ervaring en enig theoretisch begrip van de
proletarische en socialistische bewegingen van de voorgaande decennia. Onder de
schijnbaar spontane de schijnbaar spontane reacties van de Commune op de
gebeurtenissen, zat een kern van bewuste en van een bewuste en georganiseerde
proletarisch-socialistische revolutionaire beweging ontkiemd en wortel geschoten.
Lenin legde het zo uit: “De Commune kwam spontaan tot stand. Niemand bereidde
het bewust voor op een georganiseerde manier. Maar in de moderne maatschappij
kan het proletariaat, economisch geknecht door het kapitaal, politiek niet domineren,
tenzij het de ketenen verbreekt, die het aan het kapitaal bindt. Dat is waarom de
beweging van de Commune een socialistisch karakter moest krijgen, d.w.z. streven
naar de omverwerping van de heerschappij van de van de bourgeoisie, de
heerschappij van het kapitaal, en om de grondslagen van de hedendaagse sociale
orde.
Afschaffing van het permanente leger en de bureaucratie.
Als een van haar eerste officiële daden, op 30 maart 1871, schafte de Commune de
dienstplicht en het vaste leger afgeschaft. Staande legers hadden gediend als het
botte zwaard van eerdere heersende klassen in de geschiedenis, waaronder de
Franse bourgeois staat die nu Parijs wilde verpletteren. In plaats daarvan verklaarde
de Commune de Nationale Garde tot de enige gewapende macht, waarin alle
19
capabele burgers moesten worden opgenomen. De Commune ontbond ook de
Nationale Garde bataljons van de bourgeois
Tegelijkertijd schafte de Commune ook de bureaucratie af.
In plaats daarvan werd een breedst mogelijke democratie georganiseerd. Ze sneed
alle banden door met de burgerlijke regering, die in Versailles zetelde, en verklaarde
alle bevelen en mededelingen afkomstig van de regering van Versailles of van haar
aanhangers" ongeldig.
Het bepaalde dat de rechters door het volk moesten worden gekozen.
Bewust of onbewust, hadden haar leiders de staat en de staatsorganen, die de
heersende klassen in de afgelopen eeuwen hadden gediend.
In tegenstelling tot de feodale en burgerlijke staten, en om haar volledig
democratische en proletarische karakter te benadrukken, stelde de Commune haar
eigen zeer eenvoudige regels op (zoals Engels in 1891 herhaalde):
In de eerste plaats vervulde [de Gemeente] alle ambten - bestuurlijk, gerechtelijk en
onderwijskundig – door verkiezing op basis van algemeen kiesrecht van alle
betrokkenen, onder voorbehoud van het recht van herroeping door dezelfde kiezers.
En ten tweede, alle ambtenaren, hoog of laag, kregen alleen het loon die de andere
arbeiders ontvingen. Het hoogste salaris dat de gemeente aan iemand uitkeerde was
6.000 francs (per jaar).
Deze regels werden toegepast op alle ambtenaren, ongeacht hun rang. Er werden
bindende mandaten gegeven aan afgevaardigden in vertegenwoordigende lichamen
- mandaten die zij niet mochten overtreden, anders werden zij teruggeroepen. Dit
systeem moedigde de opkomst aan van toegewijde leiders ondergedompeld onder
de massa's, die gewetensvol werkten als regeringsfunctionarissen, terwijl ze het loon
van gewone arbeiders ontvingen.
Scheiding van kerk en staat.
Op 2 april beval de Commune de scheiding van kerk en staat op de meest
eenvoudige manier: het schafte alle betalingen van de staat voor religieuze
doeleinden af, alle kerkelijke bezittingen werden nationaal bezit en alle prerogatieven
van de clerus werden afgeschaft.
In dit verband voerde de Commune ook gratis schoolonderwijs in en maakte zij het
volksonderwijs zuiver seculier.
Sociale en economische hervormingen.
De Commune had haar handen vol aan de wederopbouw van het nieuwe schip van
staat en het drijvende te houden in de stormachtige zee van de burgeroorlog. Dus,
haar pogingen tot sociale en economische hervormingen weinig opgeleverd, en
bleven beperkt tot de meest dringende herstelmaatregelen. Niettemin,
weerspiegelden deze kleine daden het karakter van de Commune als een populaire
arbeidersregering.
20
De belangrijkste socialistische maatregel van de Commune was het decreet van 16
april dat alle fabrieken en werkplaatsen die door de werkgevers waren verlaten,
moesten worden geregistreerd en overgedragen aan verenigingen van arbeiders,
zodat zij de productie konden hervatten. Compensatie zou worden betaald op basis
van beslissingen van arbitragecomités. Bovendien werd nachtarbeid in bakkerijen
verboden. Het systeem van boetes (in feite een vorm van gelegaliseerde beroving
van de arbeiders) werd afgeschaft.
Alle huurbetalingen voor woningen van oktober 1870 tot april 1871 werden
kwijtgescholden, waarbij de reeds betaalde bedragen reeds betaalde bedragen
werden geboekt als toekomstige huurbetalingen. Alle verkopen van artikelen die
verpand waren in het gemeentelijke kantoor werden stopgezet. Marx merkte op: "De
verordeningen over de huur en de handelsfacturen waren twee meesterzetten:
zonder hen zou 3/4 van de handelaars (die geallieerd waren met het proletariaat)
failliet zijn gegaan."
De organisatie van de massa's, de volledige uitoefening van de democratie.
De organisatie van de massa's was een van de minst gedocumenteerde en meest
voor de hand liggende verwezenlijkingen van de Commune. Massaorganisaties
bloeiden in Parijs, eerst tijdens het Pruisische beleg, en daarna tijdens de hele duur
van de Commune. De Nationale Garde was een gewapende massaorganisatie van
alle weerbare mannelijke burgers, verenigd onder één Federatie en haar Centraal
Comité. In de volkswijken oefenden de Waakzaamheidcomités de macht uit namens
de burgemeesters van het arrondissement. De gemeente moedigde ook vakbonden
coöperaties, rode clubs en vrouwenverenigingen aan.
Op basis van de organisatie van de grote massa's als actieve deelnemers aan de
Parijse Commune, creëerden zij een nieuwe regering en stuurden nieuwe krachten
naar voren met leiders voort uit hun eigen gelederen. Zoals Jose Ma. Sison
verklaarde: "De Parijse Commune had de kenmerken van een echte democratie,
terwijl het tegelijkertijd een klassendictatuur was over de uitbuitende klassen."
Rechten van de vrouw.
Hoewel ze gehinderd bleef door het uitsluitend mannelijke stemrecht en de zuiver
mannelijke Nationale Garde, maar de Commune promoveerde vrouwen naar
leidinggevende posities vrouwen in hun dagelijks leven. Zij moedigde de actieve
ondersteuning van vrouwen aan bij het opnemen van de sociale, economische,
politieke en militaire taken van de gemeente.
Met de actieve steun van de gemeente, zetten vrouwenorganisaties en comités
welzijnsprogramma's op, weeshuizen, klinieken, gaarkeukens, en meedogenloze
campagnes voor gelijkheid van mannen en vrouwen op de werkplaats en sociale
uitkeringen. De Commune besteedde bijzondere aandacht aan het onderwijs van
meisjes door de oprichting van een commissie voor het onderwijs van meisjes en
steunde de initiatieven van de “Union des Femmes” in die richting. In de laatste
weken van haar bestaan richtte de gemeente twee technische scholen op, waarvan
één voor meisjes.
21
Financiële aangelegenheden.
Het CC van de Nationale Garde en de Commune bleken veel terughoudender in het
gebruik van de financiën van de oude orde. Ze durfden de staatskas van het oude
ministerie van financiën niet te openen. Integendeel, in het begin vroegen zij gedwee
om geld van de financier Rothschild, die 500.000 francs gaf (gelukkig maar, want hij
kwam er zo makkelijk vanaf kwam).
Charles Victor Beslay (een conservatief-republikein en Proudhonistische
ondernemer) was lid van de Commune en haar financiële commissie, en trad op als
haar afgevaardigde bij de Bank van Frankrijk. Maar hij vermeed inmenging in de
interne aangelegenheden van de Bank en de kwestie van de nationalisatie. Twee
bataljons van Nationale Garde moesten de eisen van de Commune afdwingen voor
de gouverneur van de Bank die hen 2 miljoen francs overhandigde. Door de over-
legalistische zorgen van de Commune, werd de bank zelf niet in beslag genomen.
Mislukte pogingen om de macht over het hele land te grijpen.
Vanaf het begin waren de leiders van de Commune volledig verenigd en in hun
gemeenschappelijke doel om een echte democratische en socialistische republiek te
stichten voor heel Frankrijk. Zij geloofden dat de Commune spoedig niet alleen over
Parijs zou regeren, maar zich zou uitbreiden naar andere provincies. Ze stelden zich
een nationaal systeem van volkscommunes voor, met een nationale delegatie met
zetel in Parijs, die de basis zou vormen voor een nieuwe democratische en
socialistische republiek. Veel Communards hoopten verder dat de overwinning in
Frankrijk andere soortgelijke (d.w.z. door arbeiders geleide socialistische) revoluties
in heel Europa.
Daarom stuurden de leiders van de Commune afgezanten en activisten naar andere
Franse departementen om zich met Parijs te verenigen. Marx en de andere leiders
van de Internationale deden hun uiterste best om alle nationale afdelingen en
arbeidersbewegingen ter ondersteuning van de Commune en de opstanden in
andere steden. Maar de tijd begon te dringen. Voordat zij haar macht elders kon
uitbreiden, moest de Commune het opnemen tegen de de zetel van de
contrarevolutie in Versailles.
5. Hoe kwam de Commune ten val door de contrarevolutie?
De onbekwame Cluseret.
Gedurende bijna een hele maand na het fiasco van 3 april kreeg generaal Gustave-
Paul Cluseret het bevel over de Parijse troepen. Ondanks zijn uitgebreide militaire
ervaring met Garibaldi in Italië, met de troepen van de Unie in de Amerikaanse
Burgeroorlog, en als Feniaanse opstandeling in Ierland, bleek hij even incompetent
te zijn als Lullier. Onder zijn commando werden de organisatie en voorzieningen
volledig verwaarloosd, en het CC van de Nationale Garde begon zich te bemoeien
metde uitvoering van de militaire operaties.
Op 6-7 april veroverden de troepen van Versailles een oversteekplaats over de Seine
aan het westelijk front, terwijl hun aanval van 11 april op het zuidelijk front mislukte.
22
Op 30 april werd het fort van Issy, een zwaar verdedigd strategisch punt voor de
verdediging van Parijs, ontruimd met het grootste deel van zijn garnizoen. De
Parijzenaren eisten zware maatregelen. Cluseret gearresteerd en in de gevangenis
gegooid.
Pogingen om de Parijse verdediging te versterken onder Rossel.
Vervolgens gaf de Commune het opperbevel aan een
jonge officier, kolonel Louis Rossel - de enige hoge Franse legerofficier die zich bij de
Commune aansloot (als een "vriend van het volk", maar niet als revolutionair). Rossel
reorganiseerde snel de Parijse defensie. Hij stroomlijnde de Nationale Garde in
mobiele gevechtsgroepen ondersteund door secties artillerie, terwijl en zorgde voor
munitie en proviand. (Opmerking: Van de 1.740 artillerie stukken in handen van de
Commune, werden er niet meer werden er nooit meer dan 320 gebruikt - een
weerspiegeling van het feit dat de Commune er tactisch niet in slaagde haar
bewapening te maximaliseren). Hij liet ook een tweede linie versterkingen in Parijs
gebouwd, die echter ongebruikt bleven tot de laatste dagen van wanhopige
straatgevechten.
Nu werd de stad voortdurend gebombardeerd door de artillerie van Versailles. Om
Versailles' aanval op de aanval op Parijs te versterken, lieten de Pruisen de Franse
legers vrij die gevangen waren genomen bij Sedan en Metz. Op 3 mei 4 mei nemen
de troepen van Versailles de redoute Moulin Saquet aan het zuidelijke front in. Op 9
mei werd Fort Issy tot een puinhoop nadat Versailles het met 70 artilleriestukken had
bestookt.
De verdediging van Parijs brokkelt af onder Delescluze. Als gevolg van het Fort Issy
debacle, legde Rossel zijn bevel neer en vluchtte. Hij werd vervangen door Louis
Charles Delescluze (een sobere en nobele Jakobijnse veteraan), die zich volledig
inzette voor de principes en de verdediging van de Commune, maar het moeilijk vond
om de ongetrainde troepen te leiden en de discipline in de gelederen te versterken.
Niettemin werd hij enorm geholpen geholpen door de Poolse internationalist
Dombrowski (Jarosław Dąbrowski) - een voormalig officier van het Russische leger
en Narodnik-revolutionair.
Maar de verdediging van Parijs was niet langer een kwestie van eerlijke of bekwame
generaals. De Nationale Garde was zo ongeorganiseerd geraakt dat alleen de
heldhaftigheid en moed van de arbeiders Commune in leven hielden.
Op 13 en 14 mei namen de troepen van Versailles Fort Vanves in aan het zuidelijk
front, ondanks de heldhaftige verdediging van de Communards. Aan het westelijk
front veroverden de aanvallers talrijke dorpen en gebouwen tot ze de stadsmuur en
de belangrijkste verdedigingswerken bereikten. Op 19 mei werden de
verdedigingswerken door een ononderbroken spervuur van 300 artilleriestukken
tegen de verdedigingswerken. De stadsmuren begonnen af te brokkelen. Op 21 mei,
trachtte een massaal Versailles leger, dat het leger van de Communards met
minstens 5 tegen 1 in aantal overtrof, de stad binnen te dringen.
23
De Pruisen, die de noordelijke en oostelijke forten in handen hadden (na de
wapenstilstand) lieten de troepen van Versailles gewoon langs hun kant optrekken.
Het regeringsleger viel de stad aan over een breed cirkelvormig front, waardoor de
verdedigers verrast werden. Er was weinig weerstand in de westelijke helft, de rijkere
kant van Parijs. Het verzet werd hardnekkiger naarmate de troepen dichter bij de
volkswijken in de oostelijke helft kwamen.
Barricades en de val van de Commune.
Toen de Communards zich terugtrokken in de binnenstad, legde Delescluze en riep
op tot een revolutionaire oorlog door de massa's via barricades en straatgevechten
gevechten. Minstens 15.000 Parijzenaars, onder wie veel vrouwen en kinderen,
gaven gehoor aan de oproep verschansten zich op de barricaden. Er was niet langer
een Parijs defensieplan, alleen lokaal plaatselijk initiatief en verzet van groepen die in
elk in hun eigen buurt vochten. Niettemin, Dombrowski, Delescluze, Varlin, Rigault,
Ferre en nog een paar anderen probeerden nog steeds de verdediging te
coördineren.
Overal vochten de heldhaftige massa's Communards hevig, met grenzeloze moed en
zelfopoffering. Vele barricadestrijders zongen de "Marseillaise" en riepen "Pour la
solidarité humaine!" terwijl ze werden geveld vielen. De Poolse internationalist
Dombrowski, die zich realiseerde dat het einde nabij was, stelde zich bloot aan aan
vijandelijk geweervuur op de barricaden; hij stierf twee dagen later aan zijn
verwondingen.
De Commune was nu op sterven na dood. Maar het monster Thiers dorstte naar
meer moorden. Hij wilde dat een groter bloedbad de revolutionaire geest van Parijs
zou verdrinken en het een levenslange les zou leren lesje zou leren. In de ogen van
zijn medestanders waren de Communards weerzinwekkender dan de Pruisische
bezetters, en moesten massaal worden uitgeroeid. En zo gingen de Versailles over
tot de slachting.
De Bloedige Week (21 mei-28 mei) was in volle gang.
De Nationale Garde die het historische Montmartre verdedigden, de plaats van de
eerste opstand, kond niet langer versterkt worden met versterkingen en munitie. Op
22 mei viel Montmartre uiteindelijk ten prooi aan 30.000 aanvallende soldaten.
Op 25 mei, op de barricaden van het Château-d'Eau, liep Delescluze onbeschroomd,
met zijn Commune ceremoniële sjerp, en stond tegenover de soldaten van Versailles
met alleen een wandelstok. Hij werd gedood in een regen van kogels.
Op 27 en 28 mei, na acht dagen van beschietingen en gevechten in de meeste
volkswijken, vielen de laatste georganiseerde barricades van de Commune
uiteindelijk op de hoogten van de Belleville- en de Menilmontant-wijken. Het laatste
verzet van de laatste 147 verdedigers werd gebroken op de begraafplaats Père
Lachaise. Op 29 mei aanvaardde een brigade van Versailles de overgave van het
fort van Vincennes, plaatste de Communard officieren tegen de muur en schoot ze
dood, en trok de rode vlag van de mast.
24
Communard vrouwen vochten heldhaftig.
Schrijfster Judy Cox schreef: “Vrouwen waren betrokken bij alle militaire gevechten
tijdens de Bloedige Week en velen op de lijst van gewonden en doden. Eén naam op
de lijst was die van Blanche Lefebvre, een wasvrouw in het washuis van Sainte-
Marie des Batignolles. Zij was lid van de Club van de Sociale Revolutie, die op 3 mei
in de plaatselijke kerk was opgericht. Lefebvre was ook lid van het Centraal Comité
van de Unie van Vrouwen. Zij was een van de 120 vrouwen die de barricade op de
Place Blanche urenlang verdedigden tot hun munitie op was en onder de voet
werden gelopen. Degenen die bij de barricade werden opgepakt, werden ter plaatse
doodgeschoten. Lefebvre was een van hen. Ze was net 24 jaar oud. (Zie
"Genderquake: socialistische vrouwen en de Parijse Commune", 5 jan. 2021).
Orgie van massamoord en staatsterreur.
Gedurende de hele Bloedige Week, schoten de troepen van Versailles gedachteloos
niet alleen Communards neer, maar ook weerloze mannen, vrouwen en kinderen die
hun pad kruisten.
Parijzenaren van alle leeftijden die ook maar de geringste aanwijzing hadden dat ze
als communist hadden gevochten, werden werden op zicht doodgeschoten. In de
straten en op de pleinen van de stad, zodra de gevechten stopten, werden alle
burgers in de buurt verzameld en in groepen neergeschoten, inclusief de gewonden,
medische korpsen, vrouwen en kinderen. De lijken werden opgestapeld op grote
hopen. Waar kulasgeweren de opeengepakte slachtoffers niet meer snel genoeg
konden doden werden mitrailleuses (machinegeweren van Belgische makelij,
vergelijkbaar met het Gatling geweer) gebruikt voor een snellere slachting.
Leiders van de Commune en andere bekende revolutionairen werden opgejaagd als
dieren. Varlin,leider van de Franse sectie van de Internationale, lid van de Nationale
Garhet CC en de Commune, werd gevangen genomen en naar Montmartre gebracht,
waar hij werd gemarteld, zijn ogen doorstoken en uiteindelijk doodgeschoten. Op
Commune-leiders die aan hun gevangenneming ontkwamen werden verward met
ongelukkigen die op hen leken en ter plaatse gedood. Zelfs enkele gematigde
republikeinen die geen strijders waren, buitenlanders die op Internationalisten leken,
en zij die ten onrechte door geheime spionnen werden aangeklaagd, werden zonder
pardon geëxecuteerd.
Toen de slagers eindelijk genoeg hadden van hun massa-executies, schakelden zij
over op andere vormen van terreur. Ze verrichtten massa-arrestaties en schoten ter
plekke degenen dood die als Communards geïdentificeerd waren. De rest werd
bijeengedreven in kampen voor een korte krijgsraad, die meestal maar een paar
minuten nodig had om elk individu te berechten.
Zij die het geluk hadden naar Versailles te worden gestuurd voor een nieuw proces
moesten door een poort waar slagersofficieren zoals de Markies de Gallifet de wacht
hielden. Hij koos willekeurig honderden mannen en vrouwen uit, scheidde ze van de
andere gevangenen, en liet ze tegen de muur doodschieten.
25
De aanval van de strijdkrachten van Versailles op de vrouwelijke Communards was
uitzonderlijk brutaal. Bourgeois contrarevolutionaire propaganda riep dat vrouwen
van de Commune "zichzelf sexloos” waren en noemde hen "kwaadaardig,
amazones, furiën, jakhalzen," pétroleuses (brandstichters) en "afzichtelijke feeksen"
Opgezweept tot razernij door deze propaganda, vernederden, ontkleedden,
verkrachtten en vermoordden de regeringstroepen vrouwelijke strijders van de
Commune. (Cox, 2021)
Terwijl de laatste barricades vielen, ging de orgie van massamoord verder op de
begraafplaats Père Lachaise. De muur van de Communards (mur des fédérés) in
een hoek van de begraafplaats blijft tot op de dag van vandaag een heilige plek en
een bedevaartsoord voor revolutionairen over de hele wereld. In Engels' woorden is
de Muur van de Communards "een stomme maar welsprekende getuigenis van de
razernij waartoe de heersende klasse in staat is zodra de arbeidersklasse durft op te
komen voor haar rechten."
De doden en stervenden, inclusief de gewonden die nog in leven waren, werden in
grote haast gegraven in kuilen gegooid en massaal begraven. In de daaropvolgende
nachten kwamen nog bewegende ledematen en gekreun uit de massagraven. In
arbeiderswijken lagen de lichamen in huizen te rotten in afwachting van hun
begrafenis. De meeste arbeidersgezinnen in Parijs hadden minstens één dode.
Talloze lijken dreven in het roodgekleurde water van de Seine.
In totaal werden zo'n 20.000 tot 30.000 Parijzenaren, waaronder ontelbare vrouwen
en kinderen, gedood door Thiers' soldaten-slachters tijdens de val van de Commune.
Ongeveer 45.000 werden gearresteerd (waaronder ongeveer 1.000 vrouwen), van
wie er velen ook werden geëxecuteerd. Op 1 januari 1875 hadden militaire
rechtbanken 13.700 personen, waaronder 80 vrouwen en 60 kinderen, veroordeeld
tot gevangenisstraf of verbanning naar de afgelegen eilanden van Nieuw Caledonië;
3.000 van hen stierven in de gevangenis. In totaal verloor de arbeidersklasse
ongeveer 100.000 van haar beste zonen en dochters, die Lenin "de bloem van het
Parijse proletariaat" noemde.
Deel III. Erfenis en lessen van de Commune van Parijs
1. Wat was de houding van Marx en de Internationale tegenover de Commune?
Zoals eerder gezegd, namen leden van de Internationale - inclusief haar gehele
Franse afdeling en andere niet-Franse emigranten zoals Polen en Duitsers - actief
deel aan de pogingen om de onafhankelijke bewapening van de massa's tijdens de
Commune te organiseren.
Commune zelf. Marx en Engels volgden de gebeurtenissen van 1870-71 van zo nabij
als zij konden. Zij maakten gebruik van de post- en telegraafdiensten tussen Londen
en Parijs, en stuurden hun oorlogsverslagen en analyses aan verschillende kranten.
Marx zei aanvankelijk dat hij geen voorstander was van de omverwerping van de
regering van nationale defensie en de oprichting van de Commune op dat moment.
Direct nadat Napoleons keizerrijk was ingestort en de nieuwe republiek was
uitgeroepen, zei hij: “... de Franse sectie [is van plan] ... dwaze dingen te doen in de
26
naam van de Internationale. Ze willen de Voorlopige Regering omverwerpen en een
Commune van Parijs oprichten. ... Elke poging om de nieuwe regering omver te
werpen in de huidige crisis, nu de vijand bijna op de deuren van Parijs klopt, zou een
wanhopige dwaasheid zijn. ... Laat de Franse arbeiders rustig en vastberaden de
mogelijkheden van de republikeinse vrijheid benutten voor het werk van hun eigen
klasse organisatie. Het zal hen nieuwe Hercules krachten schenken voor de
regeneratie van Frankrijk, en onze gemeenschappelijke taak - de emancipatie van de
arbeid. (Marx brief aan Engels, 6 sept. 1870)
Maar toen de opstand van 18 maart de Commune uitlokte, schaarde Marx zich er
publiekelijk en zonder voorbehoud. Hij steunde de opstand van begin tot eind en
bracht de rest van de Internationale op dat punt op één lijn.
Hij verwonderde zich over de heldenmoed van de Parijse arbeiders: "Wat een
elasticiteit, wat een historisch initiatief, wat een opofferingsgezindheid in deze
Parijzenaren!" Hij beschouwde de Commune "als een historische ervaring van enorm
belang, als een zekere vooruitgang van de proletarische wereldrevolutie, als een
praktische stap die belangrijker was dan honderden programma's en argumenten."
Toen Frankel en Varlin (leden van de Internationale en twee van de meest
invloedrijke leiders van de Commune) Marx om raad en hulp vroegen, schreef hij op
13 mei 1871 terug: " ... Voor uw zaak heb ik honderden brieven geschreven naar alle
uithoeken en uiteinden van de wereld, waar we ook maar connecties hebben."
Grotendeels door de invloed en connecties van de Internationale, wekte de
Commune enorme sympathie opgewekt bij de arbeidersklasse van Europa en
Amerika.
In veel Duitse steden hielden de arbeiders grote massabijeenkomsten om hun
solidariteit te betuigen. In de Reichstag, sprak Bebel met passie: “Wees ervan
verzekerd dat het gehele Europese proletariaat, en allen die vrijheid en
onafhankelijkheid in hun hart dragen. onafhankelijkheid in hun hart hebben, hun ogen
op Parijs gericht hebben. En als Parijs voor het ogenblik verpletterd is, herinner ik u
eraan dat de strijd in Parijs slechts een kleine aangelegenheid van voorposten is, dat
het hoofd conflict in Europa nog voor ons ligt, en dat voor vele decennia de strijdkreet
van het Parijse proletariaat: ‘oorlog aan de paleizen, vrede in de huizen’de strijdkreet
zal zijn van het gehele Europese proletariaat.
Marx was bijzonder bevriend met Varlin (ondanks dat hij een Proudhonist was) en
Frankel (die in veel debatten op één lijn zat met Marx) en correspondeerde met hen
over zaken betreffende de Commune. Marx' sterke invloed onder de leiders van de
Commune kwam ook tot uiting in zijn welwillende omgang met Blanqui en
zijnvolgelingen. Twee van Blanqui's meest invloedrijke aanhangers, Charles Longuet
en Paul Lafargue waren getrouwd met Marx' dochters.
Marx' reportage en commentaar op de gebeurtenissen van 1870-71 werden de basis
van een reeks zijn geschriften in de vorm van "Toespraken van de Algemene Raad
van de Internationale," die later werden gepubliceerd als “De burgeroorlog in
Frankrijk”. Een belangrijk werk over de Commune, het toonde zijn "opmerkelijke gave
om duidelijk het karakter, het belang en de noodzakelijke gevolgen van grote
27
historische gebeurtenissen te begrijpen, op een moment dat deze gebeurtenissen
nog aan de gang zijn voor onze ogen of nog maar net hebben plaatsgevonden."
(Engels)
Marx en Engels waren in feite verrukt dat de Blanquistische en Proudhonistische
leiders van de Commune, door hun eigen revolutionaire praktijk, de kleinburgerlijke
socialistische en anarchistische theorieën ontkrachtten die hen aanvankelijk hadden
geleid. In plaats van zich tevreden te stellen met een staat van anarchie, zoals
bepleit door Proudhonisme, richtten zij de Commune op als de staatsmachine van
het proletariaat. In plaats van vertrouwen op samenzweringscomplotten en
dictatoriale maatregelen van enkelen, zoals het Blanquisme bepleitte, vertrouwden
op het revolutionaire enthousiasme en initiatief van de werkende massa's bij de
uitoefening van de proletarische macht.
Tegelijkertijd maakten Marx en Engels een serieuze afweging van de meest in het
oog springende tekortkomingen van de Commune en gaven hun meningen en
suggesties door aan hun contacten in de Franse secties van de Internationale, van
wie velen leiders en strijders van de Commune waren.
In de bloedige week die Parijs doormaakte, vertelde Marx de Algemene Raad van de
Internationale dat het einde nabij was, maar hij verklaarde stoutmoedig: "Als de
Commune verslagen wordt, zal de strijd alleen maar uitgesteld worden. De principes
van de Commune zijn eeuwig en kunnen niet verpletterd worden; ze zullen zich
steeds opnieuw doen gelden totdat de arbeidersklasse geëmancipeerd is." (Het
verslag van Marx' toespraak over de Parijse Commune, 23 mei 1871. MECW Vol. 22,
p. 595)
2. Wat waren de tekortkomingen van de Commune die haar ondergang
veroorzaakten?
Onmiddellijke oorzaken van de nederlaag. Lenin, in zijn toespraak "Ter herinnering
aan de Commune" (1911, voor de 40ste verjaardag), een samenvatting van de
houding van de verschillende klasse-actoren die de Commune vorm gaven en
leidden tot haar val. Hij nam geen blad voor de mond: "Alleen de arbeiders bleven de
Commune tot het einde toe trouw."
Lenin legde uit: “De bourgeois republikeinen en de kleinburgerij braken al snel af: de
eersten waren werden afgeschrikt door het revolutionair-socialistische, proletarische
karakter van de beweging; de laatsten braken af toen ze zagen dat de beweging
gedoemd was tot een onvermijdelijke nederlaag. Alleen de Franse proletariërs
steunden hun regering onverschrokken en onvermoeibaar, zij alleen vochten en
stierven ... voor de zaak van de emancipatie van de arbeidersklasse, voor een betere
toekomst voor alle werkende mensen.”
Hij vervolgde: “Verlaten door zijn vroegere bondgenoten en zonder steun, was de
Commune gedoemd te mislukken. De hele Franse bourgeoisie, alle landheren,
effectenmakelaars, fabriekseigenaren, alle rovers, groot en klein, alle uitbuiters
verenigden zich ertegen. Deze bourgeois coalitie, gesteund door Bismarck (die
honderdduizend Franse krijgsgevangenen vrijliet om het revolutionaire Parijs te
28
helpen verpletteren). Parijs te helpen verpletteren), slaagde erin de onwetende
boeren en de kleinburgerij van de provincies op te hitsen tegen het proletariaat van
Parijs, en vormde een ring van staal rond de helft van Parijs (de andere helft werd
belegerd door het Duitse leger). De Franse arbeiders probeerden ook de macht te
grijpen in enkele grote steden (Marseille, Lyon, St. Étienne, Étienne, Dijon, enz.) en
om hulp te bieden aan Parijs, maar deze pogingen waren van korte duur. Parijs was
dus overgelaten aan zijn eigen middelen en gedoemd tot een zekere vernietiging."
Het ontbrak de Commune aan de basisvoorwaarden voor een overwinning. Achteraf
gezien, 40 jaar later, in hetzelfde artikel, besprak Lenin bepaalde voorwaarden
waaraan het de Commune in 1871 ontbrak, maar die zij absoluut nodig had om
overwinning te behalen als een "sociale revolutie" (met socialistische doelen en
tegelijkertijd de onvoltooide taken van de democratische revolutie).
De eerste voorwaarde die ontbrak, zei Lenin, was hoog ontwikkelde
productiekrachten. "Het Franse kapitalisme was nog slecht ontwikkeld, en Frankrijk
was in die tijd vooral een kleinburgerlijk land (handwerkslieden, boeren, winkeliers,
etc.)."
De tweede voorwaarde die ontbrak was "een proletariaat dat voldoende voorbereid
was" om de revolutie te leiden. " Er was geen arbeiderspartij; de arbeidersklasse had
geen lange school van strijd doorlopen en was en was onvoorbereid, en had voor het
grootste deel niet eens een duidelijk beeld van haar taken en de methoden om die te
vervullen en de methoden om die te vervullen. Er was geen serieuze politieke
organisatie van het proletariaat, noch waren er sterke vakbonden en coöperatieve
verenigingen..."
Voor Lenin was er nog een derde voorwaarde - iets heel praktisch maar cruciaal voor
de overleving van de Commune: tijd. De Commune had tijd nodig om de balans op te
maken en te beginnen met de uitvoering van haar programma. Ze had nauwelijks tijd
gehad om aan de slag te gaan, toen de regering verschanst in Versailles en
gesteund door de hele bourgeoisie de vijandelijkheden tegen Parijs begon. De
Commune moest zich in de eerste plaats concentreren op zelfverdediging. Tot het
einde toe, 21-28 mei, had ze geen tijd om serieus aan iets anders te denken.
Grote fouten en tekortkomingen. Dat waren de objectieve omstandigheden. Maar er
waren ook subjectieve fouten die de Commune had kunnen vermijden. Vele waren
klein of begrijpelijk, maar ten minste twee grote blunders hebben de nederlaag
bespoedigd.
Eerste fout: het Parijse proletariaat was overmoedig tegenover zijn vijanden. In de
scherpe woorden van Marx, die commentaar schreef terwijl de Commune zich nog
aan het ontvouwen was: “Als ze verslagen worden, zal alleen hun "goede aard"
schuldig zijn. Ze hadden meteen moeten optrekken Versailles... Het juiste moment
werd gemist door gewetensbezwaren. Zij wilden geen burgeroorlog beginnen, alsof
Thiers de burgeroorlog niet al begonnen was met zijn poging Parijs te ontwapenen”.
(Marx brief aan Kugelmann, 12 april 1871)
29
Met andere woorden, terwijl de Commune de steun had van een volledig bewapende
bevolking in Parijs, probeerde zij alleen morele invloed uit te oefenen op haar
vijanden in plaats van ze te vernietigen. Haar gevoel van patriottische plicht in de
strijd tegen de Pruisische bezetters, vertroebelde het zicht op de burgeroorlog met de
Franse heersende kliek die zich verschanste in Versailles. Dus deinsde het terug
voor een vastberaden offensief, waardoor Versailles genoeg tijd kreeg om zijn eigen
doel te bereiken, Parijs te verpletteren.
Hoewel de Commune gewapend was, gebruikte zij die wapens alleen om zich te
verdedigen zodra het offensief van Versailles offensief begon. De Commune
onderschatte ook de rol van militair initiatief en tactisch leiderschap in een
burgeroorlog, door te verzuimen de beschikbare strijdkrachten volledig te benutten
om haar verdediging te organiseren.
Engels benadrukte deze les, met zowel strategische als tactische implicaties, over
een volk dat zich bewapent en die wapens ten volle te gebruiken tegen de vijand. In
zijn artikel "Over gezag" uit 1874, gericht tegen de anarchisten (die de gewapende
uitoefening van het staatsgezag door de Commune afkeurden, en de staat in één
klap wilden afschaffen), zei hij: "Zou de Parijse Commune ook maar één dag hebben
standgehouden als zij geen gebruik had gemaakt van het gezag van het gewapende
volk tegen de bourgeoisie? Moeten we haar integendeel niet verwijten dat ze er niet
vrij genoeg gebruik van heeft gemaakt?" (MECW, Vol. 23, p. 425)
Tweede vergissing: het Parijse proletariaat stopte halverwege met het opleggen van
een socialistisch programma volgens haar klassenbelangen. Nog steeds beïnvloed
door Proudhonistische (anarchistische) opvattingen over "rechtvaardige ruil",
beperkte het zich tot populaire of halfbakken maatregelen in plaats van "de
onteigenaars te onteigenen". In deze lijn, beging de Commune de onvergeeflijke
blunder door te weigeren de Bank van Frankrijk in beslag te nemen.
Beide fouten werden ideologisch versterkt, bij veel leiders, door de nog steeds
heersende bourgeois tradities van de Franse revolutie van 1793 en de wettigheid van
de Franse bourgeois instellingen. De andere tekortkomingen van de Commune -
waarvan er ontelbare en gevarieerde waren - zouden hun wortels vinden hun
oorzaak vinden in deze objectieve beperkingen en subjectieve fouten.
Marx en Engels, bijvoorbeeld, staken hun frustratie over de besluiteloosheid van de
Commune en vaagheid in haar programma en doelstellingen; het tolereren van
praatjesmakers, onbekwame generaals, en anarchistische organisatie; en haar
verspilling van te veel tijd aan vergaderingen waar "babbelaars en demagogen"
onbeduidende kwesties bespraken, terwijl Versailles zijn wurggreep reeds begon aan
te halen.
Commentaar gevend op het oordeel achteraf over de vele excessen van de
Commune (b.v. het willekeurig nemen en doden van gijzelaars en het vernietigen van
monarchistische eigendommen en symbolen), had Engels het volgende te zeggen:
“Veel dwaasheden worden onvermijdelijk begaan in elke revolutie, zoals ze
inderdaad in alle andere tijden, en wanneer de mensen eindelijk voldoende tot rust
zijn gekomen om de gebeurtenissen kritisch te bekijken, trekken ze onvermijdelijk de
30
volgende conclusie: we hebben veel dingen gedaan die we beter niet gedaan die we
beter wel hadden kunnen doen en dat is de reden waarom de dingen een slechte
wending namen”. (Engels, reeks Vluchtelingenliteratuur, 1874-75)
3. Hoe inspireerde de Commune de groei van de proletarisch-socialistische
beweging?
Onmiddellijk na de ineenstorting van de Commune werd de algemene sociaal-
politieke situatie repressiever tegen de arbeidersbeweging. Dit was vooral het geval
in de verschillende Europese staten, die zich de Revolutie van 1848 herinnerden en
zich opnieuw bedreigd zagen door een nieuwe sociale omwenteling.
Tegelijkertijd leerden opeenvolgende generaties van de arbeidersklasse inspiratie te
putten lessen te trekken uit de Commune. Zij eerden haar martelaren, koesterden
haar veteranen die in de gevangenis en ballingschap, en bestudeerden haar lessen.
Ze spotten met de ergste reactionaire propaganda en vervolgingen die de grote
bourgeoisie op hen losliet. Zoals Engels in 1895 opmerkte: "Men geloofde dat het
militante proletariaat definitief begraven was met de Parijse Commune. Maar,
integendeel er kwam een krachtige heropleving."
Binnen Frankrijk ging de bourgeoisie ervan uit dat het revolutionaire socialisme na
1871 dood was. Maar vijf jaar later stond een nieuwe generatie socialistische
arbeiders op om de rode vlag weer op te pakken. In de jaren 1880, voerde een
nieuwe arbeiderspartij een succesvolle landelijke campagne om de vrijlating en
terugkeer af te dwingen van vele Communisten die nog in de gevangenis of in
ballingschap zaten.
In andere Europese landen diende de smeulende asse van de Commune om de
arbeidersklasse wakker te schudden en te inspireren om hun bewegingen te
bevorderen en hun socialistische partijen op te bouwen. De gebeurtenissen van
1870-71 "verplaatsten het zwaartepunt van de Europese arbeidersbeweging in de
tussentijd van Frankrijk naar Duitsland, ... [waar] de sociaal-democratie een nog
snellere en duurzamere groei doormaakte." (Engels, 1895). Inderdaad, de Duitse
kanselier Bismarck had geprobeerd de Duitse sociaal-democratische met
repressieve antisocialistische wetten in 1878. Maar de onderdrukking maakte de
partij alleen maar sterker, zodat ze in 1891 een zeer succesvol Erfurt Congres kon
houden.
In een handvol landen, zoals Spanje en Italië, Groot-Brittannië en enkele
Amerikaanse steden (en als geheime facties binnen de Eerste Internationale), gingen
anarchistische groeperingen mee in de voortdurende politieke gisting. Zij probeerden
de arbeidersklasse weg te leiden van de sociale revolutie en naar duistere
verraderlijke paden waar ze zich aansloten bij andere reformistische en sektarische
groepen.
Aan de andere kant, veel leiders van de Commune die ontsnapten aan de dood,
gevangenis en brute repressie, kwamen als vluchtelingen in Engeland terecht. Ze
werden hartelijk verwelkomd door Marx en Engels, en ze werden opgenomen in het
steeds marxistischer leiderschap van de Internationale.
31
In algemene zin bepaalde de nasleep van de Commune van Parijs de weg die de
proletarisch-socialistische beweging in de daaropvolgende 20-30 jaar. De Commune
schonk het proletariaat onschatbare lessen. Het toonde ook aan dat sommige
voorwaarden nog steeds ontbraken voor de opmars naar de overwinning. Dergelijke
voorwaarden zijn massa proletarische partijen gewapend met wetenschappelijk-
socialistische theorie en in staat om de arbeidersstrijd te leiden in de specifieke
omstandigheden van hun eigen land.
Het tijdperk na de Commune van Parijs, zei Lenin, was dus een "periode ... van de
vorming, groei en rijping van massa socialistische partijen met een proletarische
klasse samenstelling." De taak die voor ons lag was dat de arbeidersklasse om haar
krachten te bundelen, proletarische partijen te vormen in individuele landen en zich
voor te bereiden op nieuwe revolutionaire stormen voor te bereiden. Marx en Engels,
en hun werk in de Eerste Internationale (die in 1876 uiteenviel), hielpen de basis te
leggen voor de opbouw van zulke partijen.
Gebaseerd op de ervaringen van de Parijse Commune, ontwikkelden Marx en Engels
hun theorieën over staat en revolutie, de strijd van de arbeidersklasse onder het
kapitalisme, de politieke voorwaarden en de klassenallianties die nodig zijn om de
macht te winnen, en de kenmerken van de proletarische staat en partij. Zij
verdedigden de tegenover de anarchisten (die het te eng zagen, als een voorbeeld
van de vernietiging van de staat als zodanig) en de hervormingsgezinden (die de
sociale hervormingen prezen maar de revolutionaire essentie ervan verdoezelden).
Lenin en de Russische partij van bolsjewieken koesterden de lessen van de
Commune en de herinnering aan haar martelaren. Op 18 maart 1908 sprak Lenin op
een bijeenkomst in Genève ter herdenking van de 25e verjaardag van Marx' dood, de
60e verjaardag van de revolutie van maart 1848 en de verjaardag van de Parijse
Commune. Op 15 (28) april 1911 schreef Lenin het bezielende "Ter herinnering aan
de Commune" ter herdenking van de 40e verjaardag.
Tenslotte, de lessen van de Commune toegepast op de Russische revolutie ten
grondslag aan een groot deel van Lenin's belangrijkste werk, “De staat en revolutie”
(vooral in hoofdstuk III).
De Internationale, het proletarisch-revolutionaire volkslied. De Commune boezemde
zoveel ontzag in de massa's arbeiders en radicale intellectuelen van die tijd, dat zij
omvangrijke literatuur produceerden en vele artistieke werken, gewijd aan de
heldhaftige martelaren, verhalen en lessen. In de afgelopen 150 jaar, massale
uitbarstingen van diepe proletarische gevoelens, vooral in plechtige culturele vorm,
markeerden de vele herdenkingen van de Commune van Parijs, door bijeenkomsten
en demonstraties, en door kransen te leggen op de graven van de Communards.
Van deze artistieke uitingen is de Internationale - een gedicht geschreven in juni
1871 door de Franse behangpapier arbeider, socialistische revolutionair en dichter
Eugène Pottier, nadat hij ontsnapt was aan het bloedbad in Parijs. Het was
oorspronkelijk bedoeld om te worden gezongen op de melodie van "La Marseillaise"
(de meest gezongen volkslied op de barricades). Gedurende de volgende 16 jaar
32
herzag Pottier het gedicht. Het werd uiteindelijk gepubliceerd in 1887, het jaar dat hij
stierf.
Een jaar later schreef de Belgische socialist en componist Pierre de Geyter een
melodie, deels geïnspireerd door een andere barricade lied ("Chant du Depart"). De
opzwepende proletarische hymne werd snel populariteit onder arbeiders van andere
landen die vochten op hun eigen stakingspiketten, protestmarsen, barricades en
gevechtsfronten, voor klasse en menselijke emancipatie. De Internationale is
uitgegroeid tot een van het meest vertaalde, meest uitgevoerde, meest populaire en
meest geliefde lied van revolutionairen over de hele wereld.
4. Wat zijn de meest fundamentele lessen van de Commune van Parijs voor de
wereld van vandaag?
De meest fundamentele lessen van de Commune van Parijs voor de wereld van
vandaag blijven verankerd in de historische maar nog steeds onvervulde missie van
het proletariaat om een einde te maken aan de loonslavernij en zich te emanciperen
samen met de gehele mensheid, om georganiseerd verzet te plegen tegen alle
vormen van onderdrukking en uitbuiting, en uiteindelijk het kapitalisme omver te
werpen en het socialisme op te bouwen. Hier concentreren we ons op drie
fundamentele lessen die nog steeds doorklinken.
Proletarische partij als praktisch centrum van leiderschap, geleid door revolutionaire
theorie. Gedurende de vele decennia na de val van de Commune, zijn marxisten
dieper ingegaan op de wortels van haar subjectieve zwakheden en fouten. Het is nu
duidelijk dat de belangrijkste interne oorzaak van de oorzaak van de mislukking van
de Commune de afwezigheid was van een proletarische partij die geleid werd door
een revolutionaire theorie, terwijl de vele groepen van proletarische leiders en
activisten vasthielden aan verschillende theorieën die vaak in strijd waren met elkaar
en met de concrete omstandigheden.
De theorieën van Marx en Engels hadden weliswaar al een grote invloed binnen de
Internationale, werden tot nu toe slechts losjes begrepen door de leiders van de
Commune - inclusief degenen die zelf lid waren van de Internationale. Het waren
Blanquisme en Proudhonisme die domineerden onder de leiders. Dit hielp niet bij het
oplossen van het voortdurende gekibbel, de aarzelingen en de debatten binnen de
leiding.
De Commune had dus geen solide verenigde partij die in staat was de juiste leiding
te geven - al was het maar om het regime van Versailles omver te werpen, de
proletarische macht tot buiten Parijs uit te breiden, een consequente klassenpolitiek
te voeren en een eervol vredesverdrag met Pruisen te sluiten. (Ter vergelijking, de
juiste leiding van de Bolsjewistische partij, met Lenin aan het roer, cruciaal gebleken
voor het winnen van de Oktoberrevolutie van 1917 en in het consolideren van de
Sovjet-staat onder vergelijkbare omstandigheden van oorlog, economische
ondergang, en verwarde politiek).
Het was dus redelijk dat tijdens de Londense Conferentie van de Internationale
(gehouden in september 1871 in in plaats van een regulier congres vanwege de
33
postcommunistische onderdrukking in Europa), het belangrijkste besluit besluit was
"om in elk land een onafhankelijke proletarische partij op te richten, die als doel zou
hebben verovering van de politieke macht door de arbeidersklasse."
Zoals Lenin later verklaarde, nadat de Eerste Internationale in 1876 besloot zich op
te heffen: "[Zij] had haar historische rol gespeeld, en maakte nu plaats voor een
periode van veel grotere ontwikkeling van de arbeidersbeweging in alle landen van
de wereld, een periode waarin de beweging in omvang toenam, en waarin massale
socialistische arbeiderspartijen in afzonderlijke nationale staten werden gevormd."
Inderdaad, de revolutionaire massale opstanden en de opkomst van proletarisch-
socialistische staten in de 20e eeuw - allemaal geïnspireerd door de Parijse
Commune - geleid door zulke arbeiderspartijen, geleid door het Marxisme-Leninisme.
Vertrouwen op de massa's, oorlogsvoering door oorlogsvoering leren. Onder de
lessen van de Parijse Commune is dat revolutionairen moeten vertrouwen op de
massa's en moeten leren van hun werkelijke praktijk.
Zoals Lenin zei: "Het historische initiatief van de massa's is wat Marx boven alles
waardeerde." In een van zijn gedenkwaardige citaten, verklaarde Lenin de
fundamentele reden achter Marx' schijnbare draai van 180 graden nam in zijn
standpunt over de Parijse arbeidersopstand ("een wanhopige dwaasheid") op het
moment dat zij hun absolute bereidheid bewezen om "de hemel te bestormen":
In september 1870 noemde Marx de opstand een wanhopige dwaasheid. Maar toen
de massa's opstonden [in Maart 1871] wilde Marx met hen optrekken, met hen leren
tijdens de strijd en niet om hen bureaucratische vermaningen te geven. Hij
realiseerde zich dat het kwakzalverij zou zijn of hopeloze pedanterie zou zijn om te
proberen de kansen van te voren met volledige nauwkeurigheid te berekenen. Boven
alles stelde hij het feit dat de arbeidersklasse heldhaftig, zelfopofferend en zelf het
initiatief nemend, wereldgeschiedenis maakt.
Wat betreft de beschuldiging dat de Commune een kostbare gok was op een
verliezende weddenschap, zei Marx: "De wereldgeschiedenis zou, inderdaad, heel
gemakkelijk te maken zijn, als de strijd alleen werd aangegaan op voorwaarde van
onfeilbaar gunstige kansen." (Marx brief aan Kugelmann, 17 april 1871) Zelfs na de
val van de Parijse Commune, zag Marx daarin een zeer waardevol historisch
moment "wanneer de wanhopige strijd van de massa's, zelfs voor een hopeloze zaak
noodzakelijk is voor de verdere opvoeding van deze massa's en hun training voor de
volgende strijd."
Terwijl de leiding van de Parijse Commune uit vele revolutionaire en socialistische
stromingen bestond, was het de miljoenen proletarische massa's van Parijs,
boordevol enthousiasme, die de leiders ertoe dreven zich te verenigen en hun
meningsverschillen bij te leggen en de dringende taken van de Commune op te
nemen.
De massa's, die op grote schaal waren georganiseerd, waren de echte meesters van
de Commune. Zij bespraken belangrijke beleidskwesties binnen hun organisaties.
Elke dag kwamen zo'n 20.000 activisten naar clubbijeenkomsten om deze of gene
De Commune van Paris van 18871 ter gelegenheid van haar 150ste verjaardag
De Commune van Paris van 18871 ter gelegenheid van haar 150ste verjaardag
De Commune van Paris van 18871 ter gelegenheid van haar 150ste verjaardag
De Commune van Paris van 18871 ter gelegenheid van haar 150ste verjaardag
De Commune van Paris van 18871 ter gelegenheid van haar 150ste verjaardag

More Related Content

What's hot

Wikipedia Harry Mulisch
Wikipedia Harry MulischWikipedia Harry Mulisch
Wikipedia Harry Mulisch
Annavanleeuwen
 
Universiteit Antwerpen Europese Politieke Integratie Ken Lawrence
Universiteit Antwerpen Europese Politieke Integratie Ken LawrenceUniversiteit Antwerpen Europese Politieke Integratie Ken Lawrence
Universiteit Antwerpen Europese Politieke Integratie Ken Lawrence
Thisco
 
De Franse Revolutie 1789-1815
De Franse Revolutie 1789-1815De Franse Revolutie 1789-1815
De Franse Revolutie 1789-1815
misscaatje
 

What's hot (20)

Wikipedia Harry Mulisch
Wikipedia Harry MulischWikipedia Harry Mulisch
Wikipedia Harry Mulisch
 
Gebeurtenis Spaanse Burgeroorlog
Gebeurtenis Spaanse BurgeroorlogGebeurtenis Spaanse Burgeroorlog
Gebeurtenis Spaanse Burgeroorlog
 
Napoleon Bonaparte, revolutie en contrarevolutie
Napoleon Bonaparte, revolutie en contrarevolutieNapoleon Bonaparte, revolutie en contrarevolutie
Napoleon Bonaparte, revolutie en contrarevolutie
 
Gebeurtenis
GebeurtenisGebeurtenis
Gebeurtenis
 
De Spaanse burgeroorlog
De Spaanse burgeroorlogDe Spaanse burgeroorlog
De Spaanse burgeroorlog
 
Napoleon Bonaparte, revolutie en contrarevolutie
Napoleon Bonaparte, revolutie en contrarevolutieNapoleon Bonaparte, revolutie en contrarevolutie
Napoleon Bonaparte, revolutie en contrarevolutie
 
De Belgische Revolutie van 1830
De Belgische Revolutie van 1830De Belgische Revolutie van 1830
De Belgische Revolutie van 1830
 
Marx, Lenin en de Belgische staatshervorming
Marx, Lenin en de Belgische staatshervormingMarx, Lenin en de Belgische staatshervorming
Marx, Lenin en de Belgische staatshervorming
 
De Franse Revolutie, een marxistische analyse
De Franse Revolutie, een marxistische analyseDe Franse Revolutie, een marxistische analyse
De Franse Revolutie, een marxistische analyse
 
Universiteit Antwerpen Europese Politieke Integratie Ken Lawrence
Universiteit Antwerpen Europese Politieke Integratie Ken LawrenceUniversiteit Antwerpen Europese Politieke Integratie Ken Lawrence
Universiteit Antwerpen Europese Politieke Integratie Ken Lawrence
 
De ervaringen van de Communistische Internationale en hun betekenis voor de h...
De ervaringen van de Communistische Internationale en hun betekenis voor de h...De ervaringen van de Communistische Internationale en hun betekenis voor de h...
De ervaringen van de Communistische Internationale en hun betekenis voor de h...
 
Napoleon Bonaparte
Napoleon BonaparteNapoleon Bonaparte
Napoleon Bonaparte
 
Kan men Napoleon met Hitler vergelijken?
Kan men Napoleon met Hitler vergelijken?Kan men Napoleon met Hitler vergelijken?
Kan men Napoleon met Hitler vergelijken?
 
Napoleon, tussen mythe en werkelijkheid
Napoleon, tussen mythe en werkelijkheidNapoleon, tussen mythe en werkelijkheid
Napoleon, tussen mythe en werkelijkheid
 
Franco German War
Franco German WarFranco German War
Franco German War
 
De Franse Revolutie 1789-1815
De Franse Revolutie 1789-1815De Franse Revolutie 1789-1815
De Franse Revolutie 1789-1815
 
De commune van Parijs 1871
De commune van Parijs 1871De commune van Parijs 1871
De commune van Parijs 1871
 
De slag bij Austerlitz
De slag bij AusterlitzDe slag bij Austerlitz
De slag bij Austerlitz
 
De Duitse Revolutie van 1918-1919. "De Spartacus opstand"
De Duitse Revolutie van 1918-1919. "De Spartacus opstand"De Duitse Revolutie van 1918-1919. "De Spartacus opstand"
De Duitse Revolutie van 1918-1919. "De Spartacus opstand"
 
Burgeroorlog in Frankrijk 1871 Karl Marx
Burgeroorlog in Frankrijk 1871 Karl MarxBurgeroorlog in Frankrijk 1871 Karl Marx
Burgeroorlog in Frankrijk 1871 Karl Marx
 

Similar to De Commune van Paris van 18871 ter gelegenheid van haar 150ste verjaardag

1e en 2e wereldoorlog alles
1e en 2e wereldoorlog alles1e en 2e wereldoorlog alles
1e en 2e wereldoorlog alles
Amber
 
De Opkomst Van Het Westen
De Opkomst Van Het WestenDe Opkomst Van Het Westen
De Opkomst Van Het Westen
guesteab5e2
 
De Opkomst Van Het Westen
De Opkomst Van Het WestenDe Opkomst Van Het Westen
De Opkomst Van Het Westen
guesteab5e2
 
Dominique blok 1
Dominique blok 1Dominique blok 1
Dominique blok 1
ivanstraten
 
Absolutisme en parlementarisme
Absolutisme en parlementarismeAbsolutisme en parlementarisme
Absolutisme en parlementarisme
tinevandevijvere
 

Similar to De Commune van Paris van 18871 ter gelegenheid van haar 150ste verjaardag (18)

De Eerste Wereldoorlog, de Oktoberrevolutie en de Belgische Werkliedenpartij
De Eerste Wereldoorlog, de Oktoberrevolutie en  de Belgische WerkliedenpartijDe Eerste Wereldoorlog, de Oktoberrevolutie en  de Belgische Werkliedenpartij
De Eerste Wereldoorlog, de Oktoberrevolutie en de Belgische Werkliedenpartij
 
De Oktoberrevolutie. Verwachtingen en verwezenlijkingen
De Oktoberrevolutie. Verwachtingen en verwezenlijkingenDe Oktoberrevolutie. Verwachtingen en verwezenlijkingen
De Oktoberrevolutie. Verwachtingen en verwezenlijkingen
 
Omtrent enkele aspecten van de strijd tegen het revisionisme
Omtrent enkele aspecten van de strijd tegen het revisionisme Omtrent enkele aspecten van de strijd tegen het revisionisme
Omtrent enkele aspecten van de strijd tegen het revisionisme
 
De Duitse arbeidersbeweging en de strijd voor een neutraal, democratisch Duit...
De Duitse arbeidersbeweging en de strijd voor een neutraal, democratisch Duit...De Duitse arbeidersbeweging en de strijd voor een neutraal, democratisch Duit...
De Duitse arbeidersbeweging en de strijd voor een neutraal, democratisch Duit...
 
Annie jourdan napoleon als keizer der fransen en overheerser van europa
Annie jourdan napoleon als keizer der fransen en overheerser van europaAnnie jourdan napoleon als keizer der fransen en overheerser van europa
Annie jourdan napoleon als keizer der fransen en overheerser van europa
 
Napoleon
NapoleonNapoleon
Napoleon
 
Franse Revolutie t.e.m. Directoire 1789-1799
Franse Revolutie t.e.m. Directoire 1789-1799Franse Revolutie t.e.m. Directoire 1789-1799
Franse Revolutie t.e.m. Directoire 1789-1799
 
Communisme
CommunismeCommunisme
Communisme
 
Het Communistisch Manifest. 150 jaar jong in een geschiedenis die meet met ee...
Het Communistisch Manifest. 150 jaar jong in een geschiedenis die meet met ee...Het Communistisch Manifest. 150 jaar jong in een geschiedenis die meet met ee...
Het Communistisch Manifest. 150 jaar jong in een geschiedenis die meet met ee...
 
Lenin en de Eerste Wereldoorlog
Lenin en de Eerste WereldoorlogLenin en de Eerste Wereldoorlog
Lenin en de Eerste Wereldoorlog
 
1e en 2e wereldoorlog alles
1e en 2e wereldoorlog alles1e en 2e wereldoorlog alles
1e en 2e wereldoorlog alles
 
De socialistische Oktoberrevolutie van 1917, 90 jaar later
De socialistische Oktoberrevolutie van 1917, 90 jaar laterDe socialistische Oktoberrevolutie van 1917, 90 jaar later
De socialistische Oktoberrevolutie van 1917, 90 jaar later
 
De Opkomst Van Het Westen
De Opkomst Van Het WestenDe Opkomst Van Het Westen
De Opkomst Van Het Westen
 
De Opkomst Van Het Westen
De Opkomst Van Het WestenDe Opkomst Van Het Westen
De Opkomst Van Het Westen
 
Dominique blok 1
Dominique blok 1Dominique blok 1
Dominique blok 1
 
Verlichting Voltaire XVIIIe eeuw
Verlichting Voltaire XVIIIe eeuwVerlichting Voltaire XVIIIe eeuw
Verlichting Voltaire XVIIIe eeuw
 
Absolutisme en parlementarisme
Absolutisme en parlementarismeAbsolutisme en parlementarisme
Absolutisme en parlementarisme
 
De socialistische beweging en de Eerste Wereldoorlog
De socialistische beweging en de Eerste WereldoorlogDe socialistische beweging en de Eerste Wereldoorlog
De socialistische beweging en de Eerste Wereldoorlog
 

De Commune van Paris van 18871 ter gelegenheid van haar 150ste verjaardag

  • 1. 1 OVER DE COMMUNE VAN PARIJS VAN 1871 TER GELEGENHEID VAN HAAR 150STE VERJAARDAG Door de redactie van PRISM (People’s Resource for International Solidarity and Mass Mobilization) Deel I. Historische achtergrond Deze inleiding begint met belangrijke gebeurtenissen die Europa in de 19e eeuw door elkaar schudden en de weg bereiden voor de oorlog die uitbrak tussen Frankrijk en Duitsland in 1870 - de Frans-Pruisische oorlog. Deze oorlog resulteerde in de val van Napoleon III en het Tweede Franse Keizerrijk, en de opkomst van de Derde Republiek- die op haar beurt een snelle keten van gebeurtenissen in gang zette die leidde tot de Parijse Commune van 1871. 1. Hoe kwam de oorlog tussen Frankrijk en Duitsland in 1870 tot stand? Van de 16e tot de 19e eeuw hadden grote burgerlijke revoluties de grondvesten van de feodale orde in Europa en Noord-Amerika weggevaagd. Ze hadden de weg vrijgemaakt voor de door kapitalisten geleide industrialisatie in grote steden en verschillende. Alsook de geleidelijke opkomst van het moderne proletariaat...uit de massa van boeren en ambachtslieden, en de daaruit voortvloeiende klassenstrijd en crises. Veel regeringen in Europa wankelden echter herhaaldelijk in democratische hervormingen, vielen terug in autocratie en behielden feodale overblijfselen. In Frankrijk mobiliseerde de revolutie van 1789-1799 de massa's van het volk, vooral de boerenstand, om de feodale aristocratie en monarchie omver te werpen en de eerste Franse Republiek te stichten. Deze eerste republiek stop gezet ingekort door Napoleon Bonaparte's coup d'etat. Hij werd dictator, eerst als hoofd van het Consulaat (1799-1804), daarna als "Keizer der Fransen" onder het Eerste Franse Keizerrijk (1804-1815). De politiek van Napoleon I (in de volksmond Bonapartisme genoemd) maakte handig gebruik van de verschillende klassenstrijd in Frankrijk om zijn eigen dictatoriale heerschappij en dynastie te bestendigen, terwijl hij ook een militair-bureaucratische staatsmachine opbouwde die voldeed aan de klassenbelangen van de oude en opkomende elites.
  • 2. 2 Napoleons buitensporige ambities om zijn rijk uit te breiden, sloegen uiteindelijk als een boemerang terug. Zijn troonsafstand leidde tot het herstel van de Franse monarchie: eerst de Bourbon koningen Lodewijk XVIII en Karel X (1815-1830), gevolgd door de "julimonarchie" (1830-1848) van de orleanistische koning Lodewijk Filips I. Maar deze nieuwe regimes waren, in tegenstelling tot het ancien régime, nu constitutionele monarchieën. Ze konden niet langer de van de fundamentele veranderingen in de Franse samenleving en economie, met name de voortdurende expansie van van het kapitalisme en de groei van het proletariaat, tegenhouden. In 1848 woedden in veel Europese landen revoluties, dit keer met meer uitgesproken proletarische onderstromen vermengd met de burgerlijk-democratische bewegingen. De door arbeiders geleide volksopstanden van 1848 werden in de meeste gevallen met bloed en vuur onderdrukt. Tegelijkertijd brachten de sociale omwentelingen ook krachten in beweging die militaristische autocraten aan de macht brachten. In Frankrijk verving de revolutie van februari 1848 koning Lodewijk Filips door de Tweede Franse. Daarop volgde een door arbeiders geleide volksopstand van juni 1848 in Parijs, die eindigde in bloedige mislukking. In de nasleep daarvan kwam Lodewijk Napoleon Bonaparte-Napoleon I's neef, ook bekend als Napoleon III, eind 1848 aan de macht, eerst als gekozen "prins-president" van de republiek, daarna als dictator. Net als zijn oom en naamgenoot, stopte Napoleon III de revolutie en breidde zijn bewind uit om dictator te worden door een staatsgreep in december 1851. Een jaar later, ontbond hij de Tweede Republiek, verving het door het Tweede Keizerrijk, en maakte zichzelf, net als zijn oom, tot "Keizer van de Fransen". (Marx analyseerde de gebeurtenissen van 1848-1851 in zijn werken "Klassenstrijd in Frankrijk" en "De achttiende Brumaire van Napoleon Bonaparte). In die tijd was de kaart van Europa een vreemd lappendeken van kleine naties, onafhankelijke provincies met vage grenzen. Napoleon III's eigen Bonapartisme kon zo gebruik maken van de vele bekrompen nationalistische aspiraties en oorlogswellust uitbuiten onder het vaandel van voor "vrijheid en orde". Ondertussen maakte het Franse het Franse kapitalisme een snelle groei, economische crises en militarisme door, en vertoonde tekenen van een vroege overgang naar imperialisme. In die decennia was Duitsland als natie uiterst verdeeld. Het was versnipperd in vele kleine staten, en ook verscheurd door rivaliteit tussen zijn twee grote componenten, Pruisen en Oostenrijk. De Duitsers werden voortdurend bedreigd door het saristisch Rusland in het oosten en door Bonapartistisch Frankrijk in het westen. Niettemin, na de bloedige contrarevolutie van 1848, begon Duitsland zich te consolideren onder de onder leiding van de militaristische Junkers (adel), eerst economisch door douane-unies en handelsverdragen, en daarna politiek. De politieke eenwording van Duitsland werd belemmerd door de vele interventies van Napoleon III in de gelokaliseerde staten. Maar onder Otto von Bismarck, die in 1863 kanselier werd, herwon Pruisen het verloren grondgebied door overwinningen op Denemarken (1864) en Oostenrijk (1866). Bismarck slaagde er tegelijkertijd in zijn
  • 3. 3 eigen staatsgreep om de absolute macht te krijgen. Uiteindelijk werd een Noord- Duitse Confederatie, gedomineerd door Pruisen opgericht in 1867. Dit betekende de opkomst van een verenigd Duitsland, terwijl Frankrijk zijn dominante positie verloor. Beide landen - Frankrijk onder Napoleon III, en Pruisen onder koning Wilhelm I en kanselier Bismarck- hunkerden naar oorlogen om hun grondgebied uit te breiden en troffen snelle oorlogsvoorbereidingen. De rijke regio Elzas-Lotharingen was een van hun grootste twistpunten. Een relatief marginale kwestie (over de Spaanse troonopvolging) werd een handig alibi voor Frankrijk om harder op te treden tegen Pruisen, en voor Pruisische Bismarck om de Franse oorlogsdrift verder aan te wakkeren. Deze keer was een verenigd Duitsland klaar voor de oorlog. Oude rivaal Oostenrijk sloot zich niet aan, maar was ook terughoudend in Frankrijk te steunen. (De Duitse zuidelijke staten zouden spoedig toetreden tot de door Pruisen geleide Noord-Duitse Confederatie, waardoor de Duitse eenwording een feit werd.) Binnen Frankrijk werd Napoleon enerzijds tegengewerkt door een snel opkomende bourgeoisie die zich ergerde aan de economische afpersingen en politieke overheersing van het regime. Maar de bourgeoisie was verdeeld in conservatieve republikeinen, die de neiging hadden zich aan te sluiten bij degenen die de oude monarchie wilden herstellen, en de radicale republikeinen die spraken voor de lagere klassen. Verder naar links, werd het regime ook tegengewerkt door de snel roeiende arbeidersklasse, die veel erger te lijden had onder belastingen, werkloosheid, en bittere armoede. Hun zonen werden kanonnenvoer in de buitenlandse oorlogen van het regime, terwijl hun socialistische en radicaal-republikeinse leiders werden opgejaagd en in Frankrijks beruchte wrede gevangenissen werden gegooid. We moeten vooral de snelle groei van de Franse stadsbevolking in die decennia opmerken, vooral van het industrieel proletariaat en andere niet-agrarische arbeiders. Van de geschatte 2 miljoen bevolking van Parijs in 1869, waren ongeveer 500.000 industriële arbeiders, 300.000-400.000 niet-industriële of ambachtslieden, en ongeveer 165.000 huisbedienden. Er waren ook 100.000 geïmmigreerde arbeiders en politieke vluchtelingen, het grootste aantal uit Italië en Polen. Zij vormden de natuurlijke, grote, en sterk geconcentreerde sociale basis van verschillende proletarisch-socialistische en radicaaldemocratische politieke stromingen, gedachtegoed en groepen, ook in Parijs en een paar andere grote steden. Parijs, in het bijzonder, had al een lange geschiedenis van opstanden door arbeiders en lagere middenklasse sinds de jaren 1830. Deze opstanden combineerden economische en politieke eisen, met lokale wijken (arrondissementen) zich organiseerden in communes en vochten met wapens en barricades op straat. De term "commune" betekende eigenlijk een zelfbesturend lokaal district en zijn raad. Maar in Parijs en andere Franse steden, werd de term gebruikt voor het hoogtepunt van revolutionaire actie door de massa's, zoals in 1793, 1830, en 1848. Te midden van de groeiende politieke gisting, groeiden beginnende politieke partijen ("clubs" of "genootschappen") snel in aantal, invloed en revolutionair activisme. Deze omarmden verschillende vakbonds- en socialistische platformen, vooral de
  • 4. 4 honderden lokale groepen in Frankrijk die zich uiteindelijk aansloten bij de (Eerste) Internationale. In de laatste jaren voor de Commune van Parijs had Napoleon politieke gevangenen amnestie verleend en de openbare bijeenkomsten versoepeld. Duizenden van dergelijke bijeenkomsten werden gehouden van 1868 tot 1870, waardoor konden verschillende revolutionaire groepen hun invloed en groei versterken. Toen de Frans-Pruisische oorlog uitbrak, werden openbare bijeenkomsten verboden, maar de meer militante "Rode Clubs" namen hun plaats in. Zo kwam een krachtige massabeweging tot stand van bij het begin van de oorlog. Zij organiseerde het volk en reageerde op de gebeurtenissen. 2. Hoe leidde de Frans-Pruisische oorlog tot de Franse nederlaag en ineenstorting van het Tweede Rijk? Frankrijk en Pruisen mobiliseerden snel hun respectievelijke legers op 15 juli 1870. De volgende dag verklaarde het Franse het Franse parlement de oorlog aan Pruisen en stuurde het enkele dagen later een formele oorlogsverklaring. In de eerste dagen van augustus 1870 hadden zowel Frankrijk als Duitsland elkaars grenzen overschreden in de regio Elzas-Lotharingen (langs het noordoosten van Frankrijk; zie kaart). Een vroeg Frans offensief bedreigde al snel Saarland. Maar Napoleon III onderschatte de Pruisen zwaar en overschatte zijn eigen kracht. Hij had gehoopt dat Oostenrijk (Pruisens rivaal voor de Duitse hegemonie), Denemarken en Italië (in het nastreven van hun eigen nationale belangen) hem zouden helpen; maar zij hielden zich slechts afzijdig. Het leger van Bismarck bleek eel beter getraind, en in staat om zijn politieke en technische thuisbasis te mobiliseren. Het riep 470.000 man onder de wapens in iets meer dan een week en rukte 22 km per dag op, terwijl Frankrijk er drie weken over deed om 300.000 te mobiliseren en slechts 9 km per dag oprukten. Na minder dan een maand oorlog wankelde het Franse offensief snel en dwong Frankrijk in het defensief, terwijl de Pruisen snel na elkaar grote veldslagen wonnen. In Frankrijk creëerde de regering op 10-11 augustus in allerijl een Garde Mobile (Mobiele Garde) met alle vrijgezellen en kinderloze weduwnaars die nog niet in de hoofdlegers zaten. Alle andere overgebleven mannelijke burgers boven de 18 werden ingelijfd in een reserve Garde Nationale (Nationale Garde), die in bataljons werden georganiseerd als lokale eenheden die in hun thuisdistricten bleven. De houding van de arbeidersbeweging ten opzichte van de oorlog. De Franse en Duitse arbeiders en andere werkende massa's waren over het algemeen tegen de oorlog. Hun anti-oorlogshouding werd verwoord en versterkt door de propaganda en de massacampagnes van de Internationale Arbeiders Associatie (Eerste Internationale, opgericht in Londen in 1864 en geleid door Karl Marx). De Internationale werd steeds populairder en had groeiende nationale afdelingen in heel Europa ondanks vervolging door de Franse, Duitse, en andere staten.
  • 5. 5 Hoewel hij in Britse ballingschap was, maakte Marx gebruik van alle beschikbare communicatiemiddelen om elke dag de oorlog te volgen, en hij deelde zijn analyse met de rest van de Internationale. Zijn Verklaring van de Algemene Raad over de oorlogsverklaring werd via de Internationale en de pers wijd verspreid in Frankrijk, Duitsland en elders. Kort voordat de oorlog werd verklaard, begon de Parijse afdeling van de Internationale te protesteren tegen de oorlog. Napoleon III liet op zijn beurt zijn gendarmes binnenvallen in de Franse afdelingen en arresteerde 60 van de belangrijkste activisten. Desondanks zette de Internationale haar anti-oorlogscampagne in heel Frankrijk voort. Wat de Duitse arbeidersklasse betreft, erkenden Marx en Engels dat zij zich konden aansluiten bij de verdediging van de natie: "zolang het beperkt blijft tot de verdediging van Duitsland". Hij maakte onderscheid "tussen Duitse nationale belangen en die van de dynastieke Pruisen." De leiders van de Internationale riepen de Duitse arbeiders zich te verzetten tegen de annexatie van Elzas-Lotharingen door Duitsland en zich in te zetten voor "een eervolle vrede voor Frankrijk" onder een democratisch-republikeinse regering die het Bonapartisische regime zou vervangen. Marx herinnerde de Duitse arbeiders eraan dat als zij "zouden toestaan dat de huidige oorlog zijn strikt defensieve karakter verliest en ontaardt in een oorlog tegen het Franse volk, de overwinning of nederlaag rampzallig zouden zijn”. Hij voorspelde ook dat, hoe de oorlog ook zou aflopen, "de doodsklok van het Tweede Empire al heeft geklonken in Parijs. Het zal eindigen, zoals het begon, door een parodie." Toen het Noord-Duitse parlement over de oorlogskredieten stemde, protesteerden Liebknecht en Bebel (ook leden van de Internationale) en onthielden zij zich. Ze sloten zich aan bij een Duitse arbeidersconferentie, die een resolutie uitvaardigde die de oorlog afkeurde en de Duitse arbeiders en democraten opriep zich aan te sluiten bij de protesten tegen de oorlog. Soortgelijke resoluties werden aangenomen op massabijeenkomsten in Berlijn en vele andere grote Duitse steden. De Franse nederlaag bij Sedan, de capitulatie van Napoleon en de ineenstorting van zijn keizerrijk. Op 18 augustus wonnen de Pruisische troepen nog een beslissende slag bij Gravelotte. Ze sloten het gehavende Franse Leger van Rijn (113.000 man onder generaal Bazaine) bij Metz in en begonnen het te belegeren. Het andere Franse leger van Châlons, 103.000 man sterk en persoonlijk geleid door Napoleon zelf, probeerde het beleg te breken. Maar op 30 augustus kwam het terecht in een gigantische tang-aanval van het 250.000 man sterke Pruisische Derde en Vierde Legers. Het leger van de keizer werd ingesloten in de buurt van Sedan, en werd aan stukken gescheurd gedurende de hele dag van 1 september. Napoleon bood de overgave aan, wat het Pruisische commando de volgende dag formeel accepteerde. Hij en zijn overgebleven 84.000 manschappen werden in gevangenschap genomen.
  • 6. 6 In Parijs maakte het nieuws van de nederlaag van Sedan en Napoleons overgave de massa's wakker, die nu bewapend en georganiseerd als Nationale Garde eenheden waren. Op 4 september, bestormde een grote menigte, geleid door schutters van de Nationale Garde het Palais Bourbon, het Franse Parlement en bezette het. Het Franse Tweede Keizerrijk stortte ineen met een sisser. De Derde Republiek onder de regering van Nationale Defensie. Diezelfde dag, werden vooraanstaande leden van de Kamer (die slechts beperkte bevoegdheden had onder Napoleon) bijeen in het historische Hôtel de Ville , waarin het Parijse stadhuis was gehuisvest. Daar riepen zij de Derde Republiek uit, en stelden een regering van Nationale Verdediging aan om de nu defensieve oorlog voort te zetten. De nieuwe regering, met de monarchistische generaal Louis Trochu aan het hoofd, werd gedomineerd door conservatieve republikeinen en monarchisten met dubbele gezichten. Marx juichte de oprichting van de nieuwe republiek toe, maar voorspelde vele problemen. In de tweede toespraak van de Algemene Raad van de Internationale (9 sept.), merkte hij op dat deze republiek in handen was van een regering "die deels bestond uit beruchte Orleanisten (aanhangers van de vroegere koning Louis- Philippe), deels Republikeinen uit de middenklasse." Aan de andere kant herinnerde hij de Franse arbeiders eraan zich niet ten doel te stellen de regering omver te werpen ("een wanhopige dwaasheid") maar door te gaan met "de organisatie van hun eigen klasse" voor doelen op langere termijn. Marx had inderdaad het inzicht dat het Franse proletariaat nog niet klaar was om de macht te grijpen, alhoewel ze geconfronteerd is met een nieuwe "regering van nationale defensie", die de laatste incarnatie was van de Franse bourgeoisie en die gezworen had de kapitalistische heerschappij in stand te houden. Deze staat was van plan om de proletarische macht, die in Parijs die in Parijs aan het ontstaan was, tegen te houden en zelfs te buigen voor Pruisen als het zover zou komen. Het tweede manifest van de Internationale riep op tot demonstraties van de Duitse arbeidersklasse om de oorlog te beëindigen, om de Franse Republiek te erkennen en een "eervolle vrede" te sluiten, en om zich te verzetten tegen de annexatie van Elzas-Lotharingen. Maar de Duitse sociaal-democraten die het manifest ondertekenden werden onmiddellijk gearresteerd en in ketens naar de gevangenis gesleept. Liebknecht en Bebel, de belangrijkste voorvechters van de oorlog in het Duitse parlement, werden ook gearresteerd wegens hoogverraad. Zo werd de massale vredesbeweging overstemd door de ultranationalistische Duitse drang naar meer grondgebied. De Pruisische legers drongen dieper Frankrijk binnen. Nadat het grootste deel van zijn belangrijkste legers waren uitgeschakeld bij Metz en Sedan, scharrelde de nieuwe Franse regering alle soorten militaire eenheden bij elkaar, inclusief oude dienstplichtige soldaten van de Mobiele Garde en de plaatselijke Nationale Garde, om de verdediging rond Parijs te versterken. Ze
  • 7. 7 versterkte de stad en legde enorme voorraden voedsel en munitie om het verwachte beleg te doorstaan. Parijs stond alleen, maar was bewapend. Traditioneel was de Nationale Garde een door de middenklasse gedomineerde militie die samen met de Mobiele Garde (eveneens gedomineerd door de middenklasse) moest vechten ter ondersteuning van de voornaamste Franse legers (die hoofdzakelijk uit de boerenmassa's waren gerekruteerd), en om ook politietaken op zich te nemen. Maar nu, met de hoofdstad in gevaar van een Pruisische aanval, vervoegden de verarmde Parijse massa's de rangen van de Nationale Garde tot een totaal van 330.000 man. Aan de 60 oude bataljons werden 130 nieuwe nieuw opgerichte bataljons toegevoegd. Zij kregen 30 sous (1 frank 50) per dag betaald en werden bewapend met dezelfde infanteriegeweren die door het reguliere leger werden gedragen. De Parijzenaren betaalde ook zelf 400 bronzen kanonnen voor de eenheden van de Garde. Op 18 september hadden Duitse troepen Parijs volledig omsingeld, afgesneden van de rest van het onbezette Frankrijk, en begonnen ze Parijs te belegeren. De Nationale Vergadering had Parijs al eerder verlaten en verhuisde naar Bordeaux, bijna 600 naar het zuiden. De minister van Binnenlandse Zaken Léon Gambetta ontsnapte per heteluchtballon naar de stad Tours zo'n 300 km naar het zuiden, met een mandaat om een nieuw leger van de Loire op te richten en van daaruit de oorlogsinspanningen te leiden. In feite had de Franse regering twee ver van elkaar verwijderde wapens die nauwelijks met elkaar coördineerden. Gambetta in Tours, de Nationale Vergadering in Bordeaux en beide waren afgesneden van de belegerde hoofdstad en haar gouverneur, generaal Trochu (tevens algemeen militair bevelhebber voor de verdediging van Parijs, en nominaal president). 3. Hoe ging de verknoeide regering van nationale defensie om met de belegering van Parijs en hoe veroorzaakte de Parijse Commune? De belegering van Parijs. Terwijl de inderhaast opgerichte Franse legers van Gambetta op de meeste fronten werden verslagen zette het volk van Parijs en hun bataljons van de Nationale Garde zich schrap voor het ergste. Met Gambetta en de Nationale Assemblee te ver van Parijs, Jules Favre (als vice-president en minister van buitenlandse zaken) en Adolphe Thiers, een andere conservatieve republikein met monarchistische banden, de feitelijke leiders van de regering. Zij waren meer bezorgd over de opstandige stad dan over de vijand die aan de poorten klopte. Voor de meeste Parijzenaren begonnen de voedselvoorraden op te raken terwijl ziekten de arme buurten besmetten onder strenge winterse omstandigheden. Veel van de rijken, daarentegen, konden hun door zich in veiligheid te brengen via de
  • 8. 8 Pruisische linies of door hun voorraden aan te vullen tegen torenhoge prijzen. Het volk raakte steeds meer gefrustreerd over de incompetentie, lafheid en tekenen van capitulatie. In feite stonden zij op de rand van een opstand. Op 27 oktober 1870 gaf het Franse leger dat onder generaal Bazaine in Metz vastzat, zich zonder slag of stoot over. Het nieuws verspreidde zich dat de echte politieke leiders van de regering (Favre en Thiers) in feite aan het onderhandelen waren met de Pruisen voor een vrede die Parijs zou ontwapenen. Woedende Parijzenaren verzamelden zich in de straten en noemden het een "regering van nationaal verraad." Op 31 oktober bestormden menigten, gesteund door de Nationale Garde, die door de arbeiders werd gedomineerd, het stadhuis en verdreven tijdelijk de regering. Maar bataljons uit de middenklasse schoten de regering snel te hulp. Om een burgeroorlog te voorkomen en de Franse eenheid tegen het Pruisische beleg te bewaren, trokken Auguste Blanqui en andere leiders van de opstand zich terug. De regering beloofde verkiezingen te houden. Maar in plaats daarvan hield zij een volksraadpleging over de voortzetting van de bestaande regering, die ze met overmacht won. Vervolgens arresteerde zij 25 leiders van de Blanquisten geleide opstand. (Blanqui zelf zou aan de vooravond van de Parijse Commune gevangengenomen worden en bleef gevangen tot na de val.) Het volk spotte met de Parijse militaire gouverneur, generaal Trochu, die publiekelijk zwoer "geen duimbreed toe te zullen geven” maar privé vanaf het begin al zei dat elke verdediging van Parijs "heroïsche dwaasheid" was. Hij kwam met een zeer passief "verdedigingsplan," en slaagde er niet in de verschillende Garde troepen en gewapende burgers die klaar stonden om te vechten in te zetten. Het volk gaf de regering steeds meer de schuld van het slechte verloop van de oorlog. Bij de verdediging van de belegerde stad begon het volk meer hoop te stellen op hun Nationale Garde eenheden, die slecht getraind waren, maar goed bewapend. Terwijl meer en meer rijken en middenklassers de stad verlieten naar veiliger oorden, werden de arrondissementen van Parijs en hun eenheden van de Nationale Garde in toenemende mate proletarisch en radicaler. De bataljons werden gecommandeerd door officieren die gekozen werden door de troepen zelf. Sommige eenheden van de Nationale Garde werden geleid door socialistische arbeiders en leden van de Internationale. Vaak organiseerde die vrouwen (die uitgesloten waren van Nationale Garde), de massa’s zich. Zij veranderden openbare zalen en theaters in gaarkeukens en vergaderplaatsen van de Rode Club’s, die onderdak boden aan vluchtelinge, voor dagelijkse discussies. Franse militaire eenheden en gewapende arbeiders hadden tweemaal geprobeerd het Pruisische beleg te breken (in november 1870 en januari 1871) maar beide eindigden in een ramp. De Pruisische artilleriebombardementen bestookten de stad 23 dagen lang. Op 18 januari viel Versailles, aan de rand van Parijs, in handen van de Pruisen. Het nieuwe Duitse Rijk
  • 9. 9 Het nieuwe Duitse Rijk werd formeel uitgeroepen en keizer Wilhelm gekroond in de Spiegelzaal. Toen generaal Trochu er op 19 januari niet in slaagde het beleg te breken, nam hij ontslag als gouverneur van Parijs. Thiers en Favre bleven over als de echte regeringsbeslissers; zij bereidden zich snel voor op een Franse overgave De capitulatie en de opkomst van het bewind van Thiers. Op 28 januari 1871, tekende de Franse regering een wapenstilstand met Pruisen. Favre (namens Frankrijk) en Bismarck (namens keizer Wilhelm) ondertekenden het Verdrag dat de voorwaarden van de wapenstilstand en capitulatie vastlegde. De vernederende voorwaarden omvatten de betaling van enorme bedragen aan Frans geld voor schadeloosstelling en herstelbetalingen. De Pruisen dongen bij de Fransen aan om een nieuwe regering te vormen zodat het vredesverdrag kon worden te bekrachtigd. Op 8 februari werden nationale verkiezingen gehouden. (Alle mannelijke burgers mochten stemmen, maar vrouwen niet.) De grote massa van de landelijke kiezers, aangetrokken door de slogan "vrede tot elke prijs" en nog steeds onder invloed van de oude adel, werden overgehaald om het monarchisme te steunen en de onverzettelijkheid van het radicaal en het proletarisch Parijs, te bekampen. Zij kozen voor een nieuwe regering die voor het overgrote deel bestond uit monarchistische, kapitalistische, middenklasse, geestelijken en landadel afgevaardigden. Van de 750 afgevaardigden in de Assemblée waren er 450 monarchisten en Bonapartisten, de rest conservatieve republikeinen, en slechts ongeveer 100 waren radicale republikeinen. Een derde van de afgevaardigden had adellijke titels. Op 12 februari verkoos de Assemblee Adolphe Thiers tot president en hoofdbestuurder. Op 26 februari werd het verdrag met Pruisen geratificeerd, waarmee de zware vredesvoorwaarden definitief werden bezegeld. Het verdrag verplichtte Frankrijk de Elzas en een deel van Lotharingen aan Duitsland af te staan, en 5 miljard gouden franken te betalen als oorlog herstelbetalingen. Bismarck voelde de opstandige hartslag van Parijs en besloot zijn Pruisische troepen naar de stad te laten marcheren maar slechts voor een korte en symbolische bezetting van twee dagen. Hij besloot slim om de stad niet volledig te bezetten maar alleen de oostelijke toegangswegen te bewaken, en de Fransen de taak te geven de orde in de stad in de stad door eenheden van de Nationale Garde. Maar deze beslissing had zijn gevolgen. Zoals Engels opmerkte: "De forten werden overgeleverd, de stadsmuur ontdaan van kanonnen, de wapens van de regimenten van de linie en van de Mobiele Garde werden overhandigd, en zijzelf werden als krijgsgevangenen beschouwd. Maar de Nationale Garde behield zijn wapens en kanonnen..." Het regime Thiers benoemde monarchisten tot hoge functionarissen. Het benoemde de commandant van de Nationale Garde (de jezuïtische generaal de Paladine), de prefect van de Parijse politie (de bonapartist Valenin), en voor andere belangrijke militaire posten. Het veroordeelde een Blanquist leider van de 31 oktober opstand ter
  • 10. 10 dood. Zes republikeinse kranten worden verboden wegens "opruiing en ongehoorzaamheid aan de wet". Op 10-12 maart nam de Assemblee vier wetten aan die Parijs nog verder verlamden. (Het legde ook andere nieuwe financiële maatregelen, in een poging het Franse volk uit te knijpen om de oorlogsvergoedingen te betalen en om hopelijk de Duitse bezetters over te halen eerder te vertrekken.) Eerst werd het loon van de troepen van de Nationale Garde tot bijna nul teruggebracht, waardoor ze berooid achterbleven, doordat de geruïneerde economie hen geen andere inkomsten kon verschaffen. Ten tweede werd het moratorium op de verkoop van goederen in pandjeshuizen opgeheven, waar veel arbeiders hun schamele kostbaarheden hadden verpand. Ten derde werden alle rekeningen van de afgelopen vier maanden die te laat waren betaald, onvoorwaardelijk en met rente binnen de komende drie dagen te worden betaald - waaronder veel onbetaalde huurgelden van meer dan 200.000 arbeiders huishoudens. En als vierde en laatste vernedering besloot de nieuwe regering haar nationale zetel te verplaatsen naar Versailles, slechts 17 km buiten Parijs en direct onder Pruisisch oog. Deze maatregelen wakkerden de groeiende wrok van de arbeiders en andere werkende massa's verder aan, en deze begonnen zelfs de lagere middenklasse in hun levensonderhoud aan te tasten. De kruitvat stond op het punt te ontploffen. De historische Parijse Commune was het gevolg. Haar initiatief zou zich ook verspreiden over Frankrijk door meer kortstondige gewapende opstanden in verschillende andere steden. Deel II. De opkomst en ondergang van de Parijse Commune, 18 maart - 28 mei 1871 Samengevat creëerden de volgende factoren de voorwaarden voor een burgeroorlog tussen de door arbeiders geleide werkende massa's van Parijs en de regering Thiers: (1) de beschamende nederlaag in de oorlog tegen Duitsland; (2) de algemene staat van economische ondergang onder de massa's tijdens de belegering van Parijs; (3) de diepe sociale onvrede onder de arbeiders tegen de kapitalistische uitbuiting, samen met vage maar socialistisch systeem; (4) de wijdverspreide verontwaardiging van de massa's tegen de klassen en regeringsautoriteiten, die reactionair-monarchistisch waren, incompetent, en zich wentelden in hun luxueuze levensstijl. 1. Hoe kwam de Parijse Commune in opstand tegen het regime van Versailles? Vanaf het Pruisische beleg tot de vorming van de nieuwe Nationale Vergadering werd Parijs geleid door een militante arbeidersklasse die was georganiseerd en bewapend in Nationale Garde eenheden van 200.000 man. Parijs was om onafhankelijke politieke beslissingen te nemen. De gewapende macht werd geschat
  • 11. 11 op 450.000 geweren en andere vuurwapens, 2.000 kanonnen, en immense voorraden munitie. De eenheden van de Nationale Garde in Parijs, nu bestaande uit 215 bataljons met uitzondering van een of twee Bonapartistische bataljons, vormden zich in de Federatie van de Nationale Garde (voortaan werden ze ook “de Nationale Garde” genoemd). Op 3 maart werden het programma en de statuten van de federatie goedgekeurd door afgevaardigden gekozen uit alle arrondissementen van Parijs. Op 15 maart koos de federatie een Centraal Comité (CC) waaraan zij voortaan rapporteerden in plaats van de door Versailles aangestelde commandant. Alle weerbare burgers werden opgeroepen om comités van bataljons en raden van legioenen te organiseren en afgevaardigden naar het CC te sturen. Parijs was nu een gewapend kamp van het proletariaat dat de regering in Versailles trotseerde. Er bestond een situatie van dubbele macht bestond. De meest dringende vragen waren deze: Hoe zou het regime van Versailles de bom die Parijs was kunnen ontmijnen ? En zou Parijs gewoon buigen en ontwapenen? Het regime van Versailles, gesteund door de Pruisische staat, wist dat het Parijs moest ontwapenen. Maar de mensen hadden betaald voor de verdediging van de stad met hun eigen bloed, zweet en tranen. Ze eisten hun recht op om wapens te dragen. In feite hadden ze aan het begin van het beleg 400 stuks artillerie met hun eigen geld betaald. Zij konden niet zomaar worden bevolen zich terug te trekken, te ontwapenen en hun leiders te laten arresteren, zeker niet door een monarchistisch regime met Pruisische steun. Het volk van Parijs verdedigt de kanonnen van de Nationale Garde. Thiers voerde zijn provocaties tot een hoogtepunt door de overgave te eisen van de Parijse wapens, inclusief de 400 kanonnen die de massa's beschouwden als van hen. Aangekomen in Parijs op 15 maart, was Thiers' echte doel de vestingwerken in te nemen en de Nationale Garde volledig te ontwapenen. Maar zijn onmiddellijke aandacht ging uit naar het bemachtigen van de kanonnen. Bij het krieken van de dag op 18 maart mobiliseerde Thiers 20.000 legertroepen en trouwe Garde eenheden om de artillerie stukken: 171 kanonnen opgesteld op de Montmartre heuvel, 74 op de Belleville heuvel, en de de rest op 16 andere plaatsen. Door middel van aanplakbiljetten in de hele stad riep hij ook alle Parijzenaren op om de kant van Versailles te kiezen en het CC van de Nationale Garde te veroordelen. Legerploegen van het 88e regiment onder generaal Lecomte schakelden de Montmartre bewakers uit, namen enkele stukken in beslag, en verplaatsten ze met moeite naar de voet van de heuvel. Maar een groot aantal kanonnen bleef op de heuvel staan. Intussen begon een grote menigte, vooral bestaande uit vrouwen en kinderen, zich te verzamelen. Ze boden de hongerige soldaten, die worstelden om de kanonnen te verplaatsen, en bood brood en wijn en probeerde de troepen over te halen om zich terug te trekken. Anderen gebruikten trommels om alarm te slaan, en weldra
  • 12. 12 weerklonken in de hoofdstraten kerkklokken en bellen. Uit alle richtingen kwamen troepen van de Nationale Garde aan. Samen met de menigte, overtuigden ze de legertroepen ervan niet te schieten (ondanks Lecomte's herhaalde bevelen) en zich in plaats daarvan te verbroederen de Nationale Garde. De Garde arresteerden Lecomte en dwongen hem zijn troepen opdracht te geven een Monmartre te ontruimen. Om 9 uur 's morgens lukte dat. Gelijkaardige krijgsgevechten om andere kanonnen vonden elders plaats. De door Thiers gezonden legereenheden trokken zich terug. Om 11 uur 's morgens hadden had de Nationale Garde bijna alle kanonnen heroverd op 10 stukken na. Om ongeveer 3 uur 's middags, vluchtten Thiers en zijn ministers terug naar Versailles. In de Chaussee des Martyrs later die namiddag, werd de massamoordenaar en “slager” van 1848 Generaal Clement-Thomas opgemerkt en gearresteerd door de menigte. Hij en Lecomte werden beiden geëxecuteerd door enkele van hun eigen muitende soldaten. Het Centraal Comité treedt op als voorlopige regering. Het CC van de Nationale Garde, als vertegenwoordiger van het volk van de stad, was nu de enige macht in Parijs. Diezelfde dag (18 maart) verzamelden zich mensenmassa's bij het Hôtel de Ville onder het geroep van "Leve de Commune!" Tegen middernacht begon het CC te functioneren als orgaan van de politieke macht. In zijn proclamatie van 18 maart zei het: De proletariërs van Parijs, te midden van de nederlagen en het verraad van de heersende klasse, zijn tot het inzicht gekomen dat zij de situatie moeten redden, door het bestuur van de publieke zaak in eigen hand te nemen. Ze hebben ingezien dat het hun hoogste plicht en hun absolute recht is om hun eigen lot in handen te nemen en de macht van de regering over te nemen. Sommige CC-leden aarzelden om openlijk te verklaren dat zij nu de voorlopige revolutionaire regering van Parijs waren. Maar met de volledige steun van bijna de hele bevolking en geen andere keuze ziende, begon het CC zijn eerste voorzichtige en vaak onzekere stappen in die richting te zetten. Ondanks de dat het geen wetgevende bevoegdheid had, verrichtte het al de handelingen van een voorlopige regering. De eerste maatregelen hielden verband met de bezetting en versterking van de forten rond Parijs en de voorbereiding voor de verkiezingen voor de Commune. Er werd ook een de-facto ministerieel kabinet gevormd om specifieke officiële taken op zich te nemen - vaak gewoon omdat het kamp Thiers, in zijn verhuizing naar Versailles, Parijs volledig had ontdaan van zijn administratieve apparaat. De reactionaire mars van 21-22 maart. Sommige verzoenende burgemeesters, vooral in de rijke 1e en 2e arrondissementen, zetten aan tot een menigte van royalisten, Bonapartisten, reactionaire studenten en bullebakken op 21 en 22 maart. Hun doel was het gezag van het CC aan te vechten en het hoofdkwartier van de Nationale Garde in te nemen. Op de Place Vendôme, op 21 maart, dreven de troepen van de Nationale Garde onder het bevel van Jules Bergeret de menigte vreedzaam uiteen. De reactionaire
  • 13. 13 mars van de volgende dag bleek gewelddadiger, toen de reactionairen terugkeerden met vuurwapens en andere wapens. Bergeret's troepen moesten hen uiteendrijven met een enkel salvo -met slachtoffers aan beide kanten. De gemeenteraadsverkiezingen gehouden, de gemeente uitgeroepen. Het CC was terughoudend geweest met het onmiddellijk houden van verkiezingen in heel Parijs, in de hoop eerst toestemming te krijgen van de burgemeesters (hoofden van arrondissementen) en zo enige legaliteit voor de verkiezingen te verkrijgen. Na de stemming twee keer te hebben uitgesteld, werd het CC nu onder druk van de achterban de Nationale Garde aangezet om de stemming uiteindelijk op 26 maart te houden. Het handjevol afgevaardigden uit rijke districten zagen af van hun zetel, zodat de overgrote meerderheid van 60-80 revolutionaire afgevaardigden van de arbeiderswijken om het werk van de Commune te dragen. Op 27 maart kwam bijna de hele Parijse bevolking bijeen om de verkiezingsuitslag te verwelkomen met vrolijk gezang, dans en gejuich. De volgende dag verzamelden zo'n 200.000 mensen zich rond het Hôtel de Ville op het geluid van kanonsalvo's, bugels en trommels. Rode vlaggen wapperden in de lucht, en de revolutionaire liederen "Marseillaise" en het "Chant du Depart" werden gezongen. Het CC van de Nationale Garde droeg de macht over aan de nieuwgekozen Commune, en de leden van zowel CC als Commune verschenen samen op het balkon van de stadhuis, met rode sjaals over hun schouders. Te midden van het lawaai van trommels en kanonnen, dreunde een stem van de Nationale Garde: "In naam van het volk, is de Commune uitgeroepen!" Een eensgezind antwoord weerklonk van de duizenden die zich verzamelden: "Leve de Commune!" Enkele van de bekendste leiders van de Commune en hun belangrijkste opdrachten of rollen waren de volgende: Émile Eudes (arts, journalist, lid van de Internationale, Blanquist), als commissaris voor oorlog; later, met Paul Antoine Brunel (Frans leger luitenant, Blanquist); Charles Delescluze (advocaat, journalist, veteraan-jacobinist revolutionair van 1830 en 1848, politicus van de Tweede Republiek, politieke gevangene van lange duur, lid van de Internationale), als commissaris voor buitenlandse betrekkingen en oorlog; Jarosław Dąbrowski of Jaroslav Dombrowski (lid van de Poolse adel, voormalig officier van het Russische legerofficier, oud-Narodnik-revolutionair, vluchteling uit Siberische ballingschap), als vooraanstaand generaal en later opperbevelhebber van de strijdkrachten van de Parijse Commune; Émile-Victor Duval (arbeider, lid van de Internationale, Blanquist), prefect van de politie; Raoul Rigault (journalist, revolutionair sinds zijn jeugd), prefect van de politie; Louis-Eugène Varlin (boekbinder, vakbondsman, lid van de Internationale, Proudhonist)
  • 14. 14 François Jourde (boekhouder), als commissarissen voor financiën; Varlin was ook hoofdpersoon op het gebied van arbeidsverhoudingen en werd later oorlogscommissaris; Édouard-Marie Vaillant (ingenieur en advocaat, lid van de Internationale, proudhonist), als commissaris voor Binnenlandse Zaken, met inbegrip van onderwijs; Leó Frankel (Hongaarse goudsmid, organisator van migrerende werknemers, lid van de Internationale), als commissaris voor arbeid en uitwisseling; Félix Pyat (journalist, toneelschrijver, onafhankelijk socialistisch politicus), als lid van de Comité voor Openbare Veiligheid; Théophile Ferré (waarschijnlijk referendaris), als lid van de Commissie voor Openbare Veiligheid; Adolphe Alphonse Assi (arbeider, lid van de Internationale, Proudhonist-gezind) om bestuur van het regeringsapparaat in het Hôtel de Ville; Edouard Moreau de Beauvière (literair schrijver), om toezicht te houden op het Journal officiel (de revolutionaire krant van de Commune) en de drukpers; Louise Michel, Elizabeth Dmitrieff, en vele andere vrouwen uit de arbeidersklasse en uit de kleinburgerij, die weliswaar geen officiële functies bekleedden in de Commune en haar strijdkrachten, maar waren wel leiders van de verschillende lokale en vrouwenorganisaties en als praktische militaire commandanten en straatvechters in de laatste weken. 2. Hoe verliep de burgeroorlog tussen de Parijse Commune en de regering van Versailles? Ondanks de tekenen van een groeiende contrarevolutie was het CC (zelfs vóór de verkiezing van de nieuwe Commune) zelfgenoegzaam en onvoorzichtig omgegaan met de pogingen van Versailles om de forten te heroveren en de omsingeling van Parijs aan te scherpen. Het CC gaf generaal Charles Lullier (de opperbevelhebber van de Nationale Garde, die zeer onbekwaam bleek te zijn) de opdracht zeer incompetent) om de vestingwerken van de stad veilig te stellen voordat Versailles ze als eerste innam. Maar Lullier was zeer traag in het uitvoeren van de taak. Verrassend genoeg bezette hij niet de strategische vesting Mont Valerien - de sleutel tot Parijs en Versailles. Op 20 maart, werd het fort bezet door Versailles troepen. Het CC tolereerde Lullier's andere twijfelachtige acties. Na het uitroepen van de Commune, werd hij vervangen door Émile Eudes, Paul Antoine Brunel, en Émile- Victor Duval als militaire trojka, met Bergeret als commandant van de Nationale Garde. Duval en Eudes drongen aan op een onmiddellijke opmars naar Versailles, om Thiers te dwingen zich over te geven of te vluchten. Maar dit werd afgewezen - opnieuw een bewijs hoe besluiteloosheid en zachtheid overheersten bij de leiders van de Commune in hun omgang met Versailles. Thiers kreeg daardoor ademruimte om snel zijn militaire positie te consolideren.
  • 15. 15 Zelfs onder de bevolking van Parijs was er misplaatst optimisme dat een verder conflict et de troepen van Versailles vreedzaam kon worden opgelost, door verbroedering tussen de twee partijen. Terwijl Thiers zijn troepen zorgvuldig samenbracht, tastten de leiders van de Commune in het duister over de juiste koers van militaire actie. Op 2 april werden ze eindelijk geconfronteerd met een ernstige militaire uitdaging. Versailles troepen vielen een detachement van de Garde aan en vermoordden hun gevangenen. Parijs slaakte onmiddellijk de kreet: "Naar Versailles! Marcheer op de Versailles regering!" In de vroege ochtend van 3 april marcheerde een 28.000 man sterke Nationale Garde naar Versailles langs vier verschillende routes. De 15.000 manschappen van Jules Bergeret en Gustave Flourens moesten langs de noord- en oostflank onder het kanongeschut van Mont Valerien door (het sleutelfort dat Lullier niet bezette). De Nationale Garde veronderstelden dat de troepen in het fort niet op hen zouden vuren, en dat verbroedering opnieuw de dag zou redden. Maar het fort vuurde een regen van geweervuur op de Nationale Garde, die op een ongeorganiseerde manier moesten vechten tegen andere vijandelijke troepen voordat ze konden terugvallen naar Parijs. (Flourens werd gevangen genomen en gedood tijdens de terugtocht). De mislukte mars naar Versailles en de overhaaste terugtocht deden de Parijzenaren versteld staan. Het versterkte het militaire conservatisme onder de leiders van de Commune. Vanaf dat moment viel Parijs terug in de verdediging en durfde niet het offensief tegen Versailles niet meer te hervatten. 3. Wat waren de belangrijkste politieke tendensen binnen de Parijse Commune? Lenin legde de tendensen binnen de Parijse Commune uit in termen van klassenverhoudingen: In het begin was deze beweging erg onbepaald en verward. Patriotten sloten zich erbij aan. Zij hoopten dat de Commune de oorlog met de Duitsers zou hervatten en tot een succesvol einde zou brengen. Ze genoot de steun van de kleine winkeliers die met de ondergang bedreigd werden tenzij er uitstel van betaling zou zijn voor schulden en huur (de regering weigerde dit uitstel te verlenen, maar zij verkregen het van de Commune). Tenslotte genoot het, in het begin,de sympathie van de bourgeois republikeinen die vreesden dat de reactionaire Nationale Vergadering de monarchie zou herstellen. Maar het waren natuurlijk de arbeiders , onder wie actieve socialistische propaganda was gevoerd tijdens de laatste jaren van het Tweede Keizerrijk en van wie velen zelfs lid waren van de Internationale, die de hoofdrol speelden in deze beweging. Dagelijks moest de Commune de vele beleidskwesties oplossen en zich bezighouden met de duizenden bestuur taken van een stad van 2 miljoen mensen in een zeer ongemakkelijke situatie. Hier werd ze geconfronteerd met interne moeilijkheden, zoals Engels beschreef: "De Commune werd verteerd door een vruchteloze strijd tussen de twee partijen die haar opsplitsten, de Blanquisten (de meerderheid) en de Proudhonisten (de minderheid)".
  • 16. 16 Blanquisten. Dit was een groep geleid door Louis Auguste Blanqui, die voorstander was van een soort socialistische revolutie die niet door de massa's zou worden uitgevoerd, maar door een kleine, hechte samenzweerdersgroep, die de macht zou grijpen in naam van het volk en een dictatoriaal bewind zou voeren om het socialisme voor het volk op te bouwen. De overgrote meerderheid was alleen socialist door proletarisch instinct - met een paar uitzonderingen zoals Vaillant die bekend was met de socialistische theorieën van Marx en Engels. (Blanqui zelf was een van de leiders van de opstand van 31 oktober 1870, maar werd gevangengenomen door de troepen van Versailles en bleef een politieke gevangene gedurende de hele Commune tot hij werd vrijgelaten in 1879). De Blanquisten zagen noch de noodzaak van een brede massabeweging, noch de leidende rol van de arbeidersklasse, omdat zij geen onderscheid konden maken tussen het proletariaat en de revolutionaire bourgeoisie. Het was meer geïnteresseerd in de praktische maatregelen om het kapitalisme omver te werpen dan in het nastreven van strikte theorieën en principes voor de opbouw van het socialisme. De Blanquisten, die al voor de Commune naar schatting 1.000 man telden, waren georganiseerd in sterk gecompartimenteerde cellen van ongeveer 10 personen elk. Velen waren gewapend en klaar om praktische taken uit te voeren taken uit te voeren zodra de opstand begon. Hun stoutmoedigheid, discipline en leiderschapskwaliteiten maakten hun kleine aantal sterk. Zij waren overheersend in het CC van de Nationale Garde. Zij begonnen en leidden de (mislukte) opstand van 31 oktober 1870 tijdens de belegering van Parijs, en waren in de meerderheid in de Commune zelf. Proudhonisten en andere Internationalisten. De minderheid in de Commune (maar een zeer invloedrijke minderheid) waren volgelingen van Pierre-Joseph Proudhon, een voormalig utopisch-socialist die wordt beschouwd als de grondlegger van het anarchisme. Velen van hen waren ook lid van de Internationale, waar een sterk anarchistische blok onder leiding van Mikhail Bakunin. In principe baseerden de Proudhonisten hun economisch programma op de belangen van de kleine boer en de ambachtsman. Zij bagatelliseerden de rol van georganiseerde arbeiders in grootschalige massaproductie en industrie, en kenden het belang ervan alleen toe in uitzonderlijke gevallen, zoals de spoorwegen. In de praktijk echter, toen de Commune hen de meest dringende maatregelen voor haar voortbestaan voorlegde, zetten de Proudhonisten (vooral de linkse militanten) de anarchistische theorieën van Proudhon opzij. In plaats daarvan, zoals Engels zei: "Het strekt de Commune tot grote eer dat in al haar economische maatregelen de 'drijfveer' niet een reeks 'principes' was, maar eenvoudige, praktische behoeften." De meeste van deze maatregelen
  • 17. 17 weerspiegelden niet de geest van het Proudhonisme, maar meer "de geest van het Duitse wetenschappelijk socialisme." De enige sociale maatregel die volledig aan Proudhon's principes voldeed, was het besluit om geen beslag te leggen op de Franse Nationale Bank, een grote blunder die bijdroeg aan de ondergang van de Commune. De machtige rol van de vrouw. Een onderscheidend kenmerk van de Commune is dat het een gigantische vrouwenbeweging ontketende. De strijd voor vrouwenrechten, gelijkheid en bevrijding in Frankrijk had te lijden gehad tegenslagen gekend tijdens de 60 jaar van Bonapartistische regimes en herstelde monarchieën. Super-macho waarden overheersten zelfs onder de overwegend mannelijke leiders en strijders van de Nationale Garde van de Commune, vooral onder de Proudhonisten. Er waren een paar uitzonderingen, zoals Eugène Varlin, Benoît Malon, Édouard Vaillant en Leó Frankel, die de gelijkheid van vrouwen op hun verantwoordelijkheidsgebied bevorderden. Naarmate de Commune vorderde, stonden veel meer vrouwelijke activisten op om hun gelijkheid en leidende rol op te eisen. Zij wonnen de steun en en respect van steeds meer leiders van de gemeente. Elisabeth Dmitrieff, Paule Mink, Louise Michel, Nathalie Lemel, André Léo, Eliska Vincent, en Noémi Reclus waren slechts enkele van de vele leidende vrouwen van de Commune. Zij waren reeds vakbondsstrijdsters, socialistische organisatrices en feministische campagne voedsters die arbeidersstakingen en onderwijsprogramma's voor meisjes in de jaren 1860. Tijdens de Frans-Pruisische oorlog en de belegering van Parijs, sloten veel vrouwelijke activisten lid van de "waakzaamheid comités," leidde coöperaties en onderlinge hulpgroepen, en leidde de strijdbare menigten die marcheerden naast hun Nationale Garde eenheden gedurende die turbulente maanden. Op hun initiatief werd bij het ontstaan van de Commune de Union des Femmes (Vrouwenbond) georganiseerd onder de vrouwen van de arbeidersklasse van de stad, met haar eerste bijeenkomst op 11 april. De Vrouwen Unie, lid van de Internationale, bleek een van de meest actieve en militante Communards te zijn bij het onderhouden van de georganiseerde massabasis onder de Rode Clubs, bij het aandringen op sociaaleconomische maatregelen, die de rechten van vrouwen en arbeiders beschermden, in het behandelen van zieken en gewonden, en in het vechten en sterven aan de zijde van de mannen in de frontlinies en op de barricades. Sterke internationalistische stroming. De Commune legde ook de nadruk op een sterke internationalistisch-socialistische stroming, vooral door de directe deelname van veel leden van de Internationale. Ze mobiliseerde veteranen van 1848, politieke vluchtelingen en geïmmigreerde arbeiders en hun gezinnen die uit andere delen van Europa. Gemeenschapsleiders als Leo Frankel uit Oostenrijk-Hongarije, de Poolse veteraan de Poolse revolutionair Dombrowski, Elisabeth Dmitrieff en vele andere Communards van andere nationaliteiten hieven het vaandel van het wereldproletariaat en vochten op de
  • 18. 18 barricaden naast hun Franse strijdmakkers. De internationalistische geest van de Commune werd vanaf het begin gehandhaafd, toen de gekozen buitenlanders werden bevestigd, want "de vlag van de Commune is de vlag van de Wereld Republiek." 4. Wat waren de voornaamste verwezenlijkingen van de Commune? Ondanks de vele ongunstige omstandigheden en de zeer korte tijdspanne, was de Commune van Parijs in staat om maatregelen uit te vaardigen die haar historische proletarisch-socialistische revolutionaire betekenis en doelstellingen. De meest fundamentele prestatie is dat, voor het eerst in de wereldgeschiedenis, de arbeidersklasse in staat was haar eigen staat op te richten en in de praktijk leerde hoe de proletarische macht uit te oefenen. Hoewel de leiding van de Commune en de meest georganiseerde afdelingen verschillende politieke was zij in staat de hele arbeidersklasse te verenigen in het volbrengen van de democratische taken die, zoals Lenin opmerkte, "de bourgeoisie slechts kon verkondigen", maar niet voltooien. Zij bewees de wereld dat de arbeidersmassa's - die zichzelf gedurende de hele Commune bewust definieerden en zich met trots "het proletariaat" noemden, de sociale klasse die het meest onderdrukt werd door het kapitalisme - zich konden organiseren in een proletarische staat, het hele politieke systeem kon democratiseren als nooit tevoren, en de fundamenten van het socialisme bouwen op de ruïnes van het kapitalisme. In veel opzichten was de Commune zowel een arbeiderswapen als een leerschool voor de klassenstrijd en het socialisme. Het was een product van een spontane opstand, dat is waar. Maar gaandeweg werd het gevormd en voortgestuwd door groepen en individuen met al veel ervaring en enig theoretisch begrip van de proletarische en socialistische bewegingen van de voorgaande decennia. Onder de schijnbaar spontane de schijnbaar spontane reacties van de Commune op de gebeurtenissen, zat een kern van bewuste en van een bewuste en georganiseerde proletarisch-socialistische revolutionaire beweging ontkiemd en wortel geschoten. Lenin legde het zo uit: “De Commune kwam spontaan tot stand. Niemand bereidde het bewust voor op een georganiseerde manier. Maar in de moderne maatschappij kan het proletariaat, economisch geknecht door het kapitaal, politiek niet domineren, tenzij het de ketenen verbreekt, die het aan het kapitaal bindt. Dat is waarom de beweging van de Commune een socialistisch karakter moest krijgen, d.w.z. streven naar de omverwerping van de heerschappij van de van de bourgeoisie, de heerschappij van het kapitaal, en om de grondslagen van de hedendaagse sociale orde. Afschaffing van het permanente leger en de bureaucratie. Als een van haar eerste officiële daden, op 30 maart 1871, schafte de Commune de dienstplicht en het vaste leger afgeschaft. Staande legers hadden gediend als het botte zwaard van eerdere heersende klassen in de geschiedenis, waaronder de Franse bourgeois staat die nu Parijs wilde verpletteren. In plaats daarvan verklaarde de Commune de Nationale Garde tot de enige gewapende macht, waarin alle
  • 19. 19 capabele burgers moesten worden opgenomen. De Commune ontbond ook de Nationale Garde bataljons van de bourgeois Tegelijkertijd schafte de Commune ook de bureaucratie af. In plaats daarvan werd een breedst mogelijke democratie georganiseerd. Ze sneed alle banden door met de burgerlijke regering, die in Versailles zetelde, en verklaarde alle bevelen en mededelingen afkomstig van de regering van Versailles of van haar aanhangers" ongeldig. Het bepaalde dat de rechters door het volk moesten worden gekozen. Bewust of onbewust, hadden haar leiders de staat en de staatsorganen, die de heersende klassen in de afgelopen eeuwen hadden gediend. In tegenstelling tot de feodale en burgerlijke staten, en om haar volledig democratische en proletarische karakter te benadrukken, stelde de Commune haar eigen zeer eenvoudige regels op (zoals Engels in 1891 herhaalde): In de eerste plaats vervulde [de Gemeente] alle ambten - bestuurlijk, gerechtelijk en onderwijskundig – door verkiezing op basis van algemeen kiesrecht van alle betrokkenen, onder voorbehoud van het recht van herroeping door dezelfde kiezers. En ten tweede, alle ambtenaren, hoog of laag, kregen alleen het loon die de andere arbeiders ontvingen. Het hoogste salaris dat de gemeente aan iemand uitkeerde was 6.000 francs (per jaar). Deze regels werden toegepast op alle ambtenaren, ongeacht hun rang. Er werden bindende mandaten gegeven aan afgevaardigden in vertegenwoordigende lichamen - mandaten die zij niet mochten overtreden, anders werden zij teruggeroepen. Dit systeem moedigde de opkomst aan van toegewijde leiders ondergedompeld onder de massa's, die gewetensvol werkten als regeringsfunctionarissen, terwijl ze het loon van gewone arbeiders ontvingen. Scheiding van kerk en staat. Op 2 april beval de Commune de scheiding van kerk en staat op de meest eenvoudige manier: het schafte alle betalingen van de staat voor religieuze doeleinden af, alle kerkelijke bezittingen werden nationaal bezit en alle prerogatieven van de clerus werden afgeschaft. In dit verband voerde de Commune ook gratis schoolonderwijs in en maakte zij het volksonderwijs zuiver seculier. Sociale en economische hervormingen. De Commune had haar handen vol aan de wederopbouw van het nieuwe schip van staat en het drijvende te houden in de stormachtige zee van de burgeroorlog. Dus, haar pogingen tot sociale en economische hervormingen weinig opgeleverd, en bleven beperkt tot de meest dringende herstelmaatregelen. Niettemin, weerspiegelden deze kleine daden het karakter van de Commune als een populaire arbeidersregering.
  • 20. 20 De belangrijkste socialistische maatregel van de Commune was het decreet van 16 april dat alle fabrieken en werkplaatsen die door de werkgevers waren verlaten, moesten worden geregistreerd en overgedragen aan verenigingen van arbeiders, zodat zij de productie konden hervatten. Compensatie zou worden betaald op basis van beslissingen van arbitragecomités. Bovendien werd nachtarbeid in bakkerijen verboden. Het systeem van boetes (in feite een vorm van gelegaliseerde beroving van de arbeiders) werd afgeschaft. Alle huurbetalingen voor woningen van oktober 1870 tot april 1871 werden kwijtgescholden, waarbij de reeds betaalde bedragen reeds betaalde bedragen werden geboekt als toekomstige huurbetalingen. Alle verkopen van artikelen die verpand waren in het gemeentelijke kantoor werden stopgezet. Marx merkte op: "De verordeningen over de huur en de handelsfacturen waren twee meesterzetten: zonder hen zou 3/4 van de handelaars (die geallieerd waren met het proletariaat) failliet zijn gegaan." De organisatie van de massa's, de volledige uitoefening van de democratie. De organisatie van de massa's was een van de minst gedocumenteerde en meest voor de hand liggende verwezenlijkingen van de Commune. Massaorganisaties bloeiden in Parijs, eerst tijdens het Pruisische beleg, en daarna tijdens de hele duur van de Commune. De Nationale Garde was een gewapende massaorganisatie van alle weerbare mannelijke burgers, verenigd onder één Federatie en haar Centraal Comité. In de volkswijken oefenden de Waakzaamheidcomités de macht uit namens de burgemeesters van het arrondissement. De gemeente moedigde ook vakbonden coöperaties, rode clubs en vrouwenverenigingen aan. Op basis van de organisatie van de grote massa's als actieve deelnemers aan de Parijse Commune, creëerden zij een nieuwe regering en stuurden nieuwe krachten naar voren met leiders voort uit hun eigen gelederen. Zoals Jose Ma. Sison verklaarde: "De Parijse Commune had de kenmerken van een echte democratie, terwijl het tegelijkertijd een klassendictatuur was over de uitbuitende klassen." Rechten van de vrouw. Hoewel ze gehinderd bleef door het uitsluitend mannelijke stemrecht en de zuiver mannelijke Nationale Garde, maar de Commune promoveerde vrouwen naar leidinggevende posities vrouwen in hun dagelijks leven. Zij moedigde de actieve ondersteuning van vrouwen aan bij het opnemen van de sociale, economische, politieke en militaire taken van de gemeente. Met de actieve steun van de gemeente, zetten vrouwenorganisaties en comités welzijnsprogramma's op, weeshuizen, klinieken, gaarkeukens, en meedogenloze campagnes voor gelijkheid van mannen en vrouwen op de werkplaats en sociale uitkeringen. De Commune besteedde bijzondere aandacht aan het onderwijs van meisjes door de oprichting van een commissie voor het onderwijs van meisjes en steunde de initiatieven van de “Union des Femmes” in die richting. In de laatste weken van haar bestaan richtte de gemeente twee technische scholen op, waarvan één voor meisjes.
  • 21. 21 Financiële aangelegenheden. Het CC van de Nationale Garde en de Commune bleken veel terughoudender in het gebruik van de financiën van de oude orde. Ze durfden de staatskas van het oude ministerie van financiën niet te openen. Integendeel, in het begin vroegen zij gedwee om geld van de financier Rothschild, die 500.000 francs gaf (gelukkig maar, want hij kwam er zo makkelijk vanaf kwam). Charles Victor Beslay (een conservatief-republikein en Proudhonistische ondernemer) was lid van de Commune en haar financiële commissie, en trad op als haar afgevaardigde bij de Bank van Frankrijk. Maar hij vermeed inmenging in de interne aangelegenheden van de Bank en de kwestie van de nationalisatie. Twee bataljons van Nationale Garde moesten de eisen van de Commune afdwingen voor de gouverneur van de Bank die hen 2 miljoen francs overhandigde. Door de over- legalistische zorgen van de Commune, werd de bank zelf niet in beslag genomen. Mislukte pogingen om de macht over het hele land te grijpen. Vanaf het begin waren de leiders van de Commune volledig verenigd en in hun gemeenschappelijke doel om een echte democratische en socialistische republiek te stichten voor heel Frankrijk. Zij geloofden dat de Commune spoedig niet alleen over Parijs zou regeren, maar zich zou uitbreiden naar andere provincies. Ze stelden zich een nationaal systeem van volkscommunes voor, met een nationale delegatie met zetel in Parijs, die de basis zou vormen voor een nieuwe democratische en socialistische republiek. Veel Communards hoopten verder dat de overwinning in Frankrijk andere soortgelijke (d.w.z. door arbeiders geleide socialistische) revoluties in heel Europa. Daarom stuurden de leiders van de Commune afgezanten en activisten naar andere Franse departementen om zich met Parijs te verenigen. Marx en de andere leiders van de Internationale deden hun uiterste best om alle nationale afdelingen en arbeidersbewegingen ter ondersteuning van de Commune en de opstanden in andere steden. Maar de tijd begon te dringen. Voordat zij haar macht elders kon uitbreiden, moest de Commune het opnemen tegen de de zetel van de contrarevolutie in Versailles. 5. Hoe kwam de Commune ten val door de contrarevolutie? De onbekwame Cluseret. Gedurende bijna een hele maand na het fiasco van 3 april kreeg generaal Gustave- Paul Cluseret het bevel over de Parijse troepen. Ondanks zijn uitgebreide militaire ervaring met Garibaldi in Italië, met de troepen van de Unie in de Amerikaanse Burgeroorlog, en als Feniaanse opstandeling in Ierland, bleek hij even incompetent te zijn als Lullier. Onder zijn commando werden de organisatie en voorzieningen volledig verwaarloosd, en het CC van de Nationale Garde begon zich te bemoeien metde uitvoering van de militaire operaties. Op 6-7 april veroverden de troepen van Versailles een oversteekplaats over de Seine aan het westelijk front, terwijl hun aanval van 11 april op het zuidelijk front mislukte.
  • 22. 22 Op 30 april werd het fort van Issy, een zwaar verdedigd strategisch punt voor de verdediging van Parijs, ontruimd met het grootste deel van zijn garnizoen. De Parijzenaren eisten zware maatregelen. Cluseret gearresteerd en in de gevangenis gegooid. Pogingen om de Parijse verdediging te versterken onder Rossel. Vervolgens gaf de Commune het opperbevel aan een jonge officier, kolonel Louis Rossel - de enige hoge Franse legerofficier die zich bij de Commune aansloot (als een "vriend van het volk", maar niet als revolutionair). Rossel reorganiseerde snel de Parijse defensie. Hij stroomlijnde de Nationale Garde in mobiele gevechtsgroepen ondersteund door secties artillerie, terwijl en zorgde voor munitie en proviand. (Opmerking: Van de 1.740 artillerie stukken in handen van de Commune, werden er niet meer werden er nooit meer dan 320 gebruikt - een weerspiegeling van het feit dat de Commune er tactisch niet in slaagde haar bewapening te maximaliseren). Hij liet ook een tweede linie versterkingen in Parijs gebouwd, die echter ongebruikt bleven tot de laatste dagen van wanhopige straatgevechten. Nu werd de stad voortdurend gebombardeerd door de artillerie van Versailles. Om Versailles' aanval op de aanval op Parijs te versterken, lieten de Pruisen de Franse legers vrij die gevangen waren genomen bij Sedan en Metz. Op 3 mei 4 mei nemen de troepen van Versailles de redoute Moulin Saquet aan het zuidelijke front in. Op 9 mei werd Fort Issy tot een puinhoop nadat Versailles het met 70 artilleriestukken had bestookt. De verdediging van Parijs brokkelt af onder Delescluze. Als gevolg van het Fort Issy debacle, legde Rossel zijn bevel neer en vluchtte. Hij werd vervangen door Louis Charles Delescluze (een sobere en nobele Jakobijnse veteraan), die zich volledig inzette voor de principes en de verdediging van de Commune, maar het moeilijk vond om de ongetrainde troepen te leiden en de discipline in de gelederen te versterken. Niettemin werd hij enorm geholpen geholpen door de Poolse internationalist Dombrowski (Jarosław Dąbrowski) - een voormalig officier van het Russische leger en Narodnik-revolutionair. Maar de verdediging van Parijs was niet langer een kwestie van eerlijke of bekwame generaals. De Nationale Garde was zo ongeorganiseerd geraakt dat alleen de heldhaftigheid en moed van de arbeiders Commune in leven hielden. Op 13 en 14 mei namen de troepen van Versailles Fort Vanves in aan het zuidelijk front, ondanks de heldhaftige verdediging van de Communards. Aan het westelijk front veroverden de aanvallers talrijke dorpen en gebouwen tot ze de stadsmuur en de belangrijkste verdedigingswerken bereikten. Op 19 mei werden de verdedigingswerken door een ononderbroken spervuur van 300 artilleriestukken tegen de verdedigingswerken. De stadsmuren begonnen af te brokkelen. Op 21 mei, trachtte een massaal Versailles leger, dat het leger van de Communards met minstens 5 tegen 1 in aantal overtrof, de stad binnen te dringen.
  • 23. 23 De Pruisen, die de noordelijke en oostelijke forten in handen hadden (na de wapenstilstand) lieten de troepen van Versailles gewoon langs hun kant optrekken. Het regeringsleger viel de stad aan over een breed cirkelvormig front, waardoor de verdedigers verrast werden. Er was weinig weerstand in de westelijke helft, de rijkere kant van Parijs. Het verzet werd hardnekkiger naarmate de troepen dichter bij de volkswijken in de oostelijke helft kwamen. Barricades en de val van de Commune. Toen de Communards zich terugtrokken in de binnenstad, legde Delescluze en riep op tot een revolutionaire oorlog door de massa's via barricades en straatgevechten gevechten. Minstens 15.000 Parijzenaars, onder wie veel vrouwen en kinderen, gaven gehoor aan de oproep verschansten zich op de barricaden. Er was niet langer een Parijs defensieplan, alleen lokaal plaatselijk initiatief en verzet van groepen die in elk in hun eigen buurt vochten. Niettemin, Dombrowski, Delescluze, Varlin, Rigault, Ferre en nog een paar anderen probeerden nog steeds de verdediging te coördineren. Overal vochten de heldhaftige massa's Communards hevig, met grenzeloze moed en zelfopoffering. Vele barricadestrijders zongen de "Marseillaise" en riepen "Pour la solidarité humaine!" terwijl ze werden geveld vielen. De Poolse internationalist Dombrowski, die zich realiseerde dat het einde nabij was, stelde zich bloot aan aan vijandelijk geweervuur op de barricaden; hij stierf twee dagen later aan zijn verwondingen. De Commune was nu op sterven na dood. Maar het monster Thiers dorstte naar meer moorden. Hij wilde dat een groter bloedbad de revolutionaire geest van Parijs zou verdrinken en het een levenslange les zou leren lesje zou leren. In de ogen van zijn medestanders waren de Communards weerzinwekkender dan de Pruisische bezetters, en moesten massaal worden uitgeroeid. En zo gingen de Versailles over tot de slachting. De Bloedige Week (21 mei-28 mei) was in volle gang. De Nationale Garde die het historische Montmartre verdedigden, de plaats van de eerste opstand, kond niet langer versterkt worden met versterkingen en munitie. Op 22 mei viel Montmartre uiteindelijk ten prooi aan 30.000 aanvallende soldaten. Op 25 mei, op de barricaden van het Château-d'Eau, liep Delescluze onbeschroomd, met zijn Commune ceremoniële sjerp, en stond tegenover de soldaten van Versailles met alleen een wandelstok. Hij werd gedood in een regen van kogels. Op 27 en 28 mei, na acht dagen van beschietingen en gevechten in de meeste volkswijken, vielen de laatste georganiseerde barricades van de Commune uiteindelijk op de hoogten van de Belleville- en de Menilmontant-wijken. Het laatste verzet van de laatste 147 verdedigers werd gebroken op de begraafplaats Père Lachaise. Op 29 mei aanvaardde een brigade van Versailles de overgave van het fort van Vincennes, plaatste de Communard officieren tegen de muur en schoot ze dood, en trok de rode vlag van de mast.
  • 24. 24 Communard vrouwen vochten heldhaftig. Schrijfster Judy Cox schreef: “Vrouwen waren betrokken bij alle militaire gevechten tijdens de Bloedige Week en velen op de lijst van gewonden en doden. Eén naam op de lijst was die van Blanche Lefebvre, een wasvrouw in het washuis van Sainte- Marie des Batignolles. Zij was lid van de Club van de Sociale Revolutie, die op 3 mei in de plaatselijke kerk was opgericht. Lefebvre was ook lid van het Centraal Comité van de Unie van Vrouwen. Zij was een van de 120 vrouwen die de barricade op de Place Blanche urenlang verdedigden tot hun munitie op was en onder de voet werden gelopen. Degenen die bij de barricade werden opgepakt, werden ter plaatse doodgeschoten. Lefebvre was een van hen. Ze was net 24 jaar oud. (Zie "Genderquake: socialistische vrouwen en de Parijse Commune", 5 jan. 2021). Orgie van massamoord en staatsterreur. Gedurende de hele Bloedige Week, schoten de troepen van Versailles gedachteloos niet alleen Communards neer, maar ook weerloze mannen, vrouwen en kinderen die hun pad kruisten. Parijzenaren van alle leeftijden die ook maar de geringste aanwijzing hadden dat ze als communist hadden gevochten, werden werden op zicht doodgeschoten. In de straten en op de pleinen van de stad, zodra de gevechten stopten, werden alle burgers in de buurt verzameld en in groepen neergeschoten, inclusief de gewonden, medische korpsen, vrouwen en kinderen. De lijken werden opgestapeld op grote hopen. Waar kulasgeweren de opeengepakte slachtoffers niet meer snel genoeg konden doden werden mitrailleuses (machinegeweren van Belgische makelij, vergelijkbaar met het Gatling geweer) gebruikt voor een snellere slachting. Leiders van de Commune en andere bekende revolutionairen werden opgejaagd als dieren. Varlin,leider van de Franse sectie van de Internationale, lid van de Nationale Garhet CC en de Commune, werd gevangen genomen en naar Montmartre gebracht, waar hij werd gemarteld, zijn ogen doorstoken en uiteindelijk doodgeschoten. Op Commune-leiders die aan hun gevangenneming ontkwamen werden verward met ongelukkigen die op hen leken en ter plaatse gedood. Zelfs enkele gematigde republikeinen die geen strijders waren, buitenlanders die op Internationalisten leken, en zij die ten onrechte door geheime spionnen werden aangeklaagd, werden zonder pardon geëxecuteerd. Toen de slagers eindelijk genoeg hadden van hun massa-executies, schakelden zij over op andere vormen van terreur. Ze verrichtten massa-arrestaties en schoten ter plekke degenen dood die als Communards geïdentificeerd waren. De rest werd bijeengedreven in kampen voor een korte krijgsraad, die meestal maar een paar minuten nodig had om elk individu te berechten. Zij die het geluk hadden naar Versailles te worden gestuurd voor een nieuw proces moesten door een poort waar slagersofficieren zoals de Markies de Gallifet de wacht hielden. Hij koos willekeurig honderden mannen en vrouwen uit, scheidde ze van de andere gevangenen, en liet ze tegen de muur doodschieten.
  • 25. 25 De aanval van de strijdkrachten van Versailles op de vrouwelijke Communards was uitzonderlijk brutaal. Bourgeois contrarevolutionaire propaganda riep dat vrouwen van de Commune "zichzelf sexloos” waren en noemde hen "kwaadaardig, amazones, furiën, jakhalzen," pétroleuses (brandstichters) en "afzichtelijke feeksen" Opgezweept tot razernij door deze propaganda, vernederden, ontkleedden, verkrachtten en vermoordden de regeringstroepen vrouwelijke strijders van de Commune. (Cox, 2021) Terwijl de laatste barricades vielen, ging de orgie van massamoord verder op de begraafplaats Père Lachaise. De muur van de Communards (mur des fédérés) in een hoek van de begraafplaats blijft tot op de dag van vandaag een heilige plek en een bedevaartsoord voor revolutionairen over de hele wereld. In Engels' woorden is de Muur van de Communards "een stomme maar welsprekende getuigenis van de razernij waartoe de heersende klasse in staat is zodra de arbeidersklasse durft op te komen voor haar rechten." De doden en stervenden, inclusief de gewonden die nog in leven waren, werden in grote haast gegraven in kuilen gegooid en massaal begraven. In de daaropvolgende nachten kwamen nog bewegende ledematen en gekreun uit de massagraven. In arbeiderswijken lagen de lichamen in huizen te rotten in afwachting van hun begrafenis. De meeste arbeidersgezinnen in Parijs hadden minstens één dode. Talloze lijken dreven in het roodgekleurde water van de Seine. In totaal werden zo'n 20.000 tot 30.000 Parijzenaren, waaronder ontelbare vrouwen en kinderen, gedood door Thiers' soldaten-slachters tijdens de val van de Commune. Ongeveer 45.000 werden gearresteerd (waaronder ongeveer 1.000 vrouwen), van wie er velen ook werden geëxecuteerd. Op 1 januari 1875 hadden militaire rechtbanken 13.700 personen, waaronder 80 vrouwen en 60 kinderen, veroordeeld tot gevangenisstraf of verbanning naar de afgelegen eilanden van Nieuw Caledonië; 3.000 van hen stierven in de gevangenis. In totaal verloor de arbeidersklasse ongeveer 100.000 van haar beste zonen en dochters, die Lenin "de bloem van het Parijse proletariaat" noemde. Deel III. Erfenis en lessen van de Commune van Parijs 1. Wat was de houding van Marx en de Internationale tegenover de Commune? Zoals eerder gezegd, namen leden van de Internationale - inclusief haar gehele Franse afdeling en andere niet-Franse emigranten zoals Polen en Duitsers - actief deel aan de pogingen om de onafhankelijke bewapening van de massa's tijdens de Commune te organiseren. Commune zelf. Marx en Engels volgden de gebeurtenissen van 1870-71 van zo nabij als zij konden. Zij maakten gebruik van de post- en telegraafdiensten tussen Londen en Parijs, en stuurden hun oorlogsverslagen en analyses aan verschillende kranten. Marx zei aanvankelijk dat hij geen voorstander was van de omverwerping van de regering van nationale defensie en de oprichting van de Commune op dat moment. Direct nadat Napoleons keizerrijk was ingestort en de nieuwe republiek was uitgeroepen, zei hij: “... de Franse sectie [is van plan] ... dwaze dingen te doen in de
  • 26. 26 naam van de Internationale. Ze willen de Voorlopige Regering omverwerpen en een Commune van Parijs oprichten. ... Elke poging om de nieuwe regering omver te werpen in de huidige crisis, nu de vijand bijna op de deuren van Parijs klopt, zou een wanhopige dwaasheid zijn. ... Laat de Franse arbeiders rustig en vastberaden de mogelijkheden van de republikeinse vrijheid benutten voor het werk van hun eigen klasse organisatie. Het zal hen nieuwe Hercules krachten schenken voor de regeneratie van Frankrijk, en onze gemeenschappelijke taak - de emancipatie van de arbeid. (Marx brief aan Engels, 6 sept. 1870) Maar toen de opstand van 18 maart de Commune uitlokte, schaarde Marx zich er publiekelijk en zonder voorbehoud. Hij steunde de opstand van begin tot eind en bracht de rest van de Internationale op dat punt op één lijn. Hij verwonderde zich over de heldenmoed van de Parijse arbeiders: "Wat een elasticiteit, wat een historisch initiatief, wat een opofferingsgezindheid in deze Parijzenaren!" Hij beschouwde de Commune "als een historische ervaring van enorm belang, als een zekere vooruitgang van de proletarische wereldrevolutie, als een praktische stap die belangrijker was dan honderden programma's en argumenten." Toen Frankel en Varlin (leden van de Internationale en twee van de meest invloedrijke leiders van de Commune) Marx om raad en hulp vroegen, schreef hij op 13 mei 1871 terug: " ... Voor uw zaak heb ik honderden brieven geschreven naar alle uithoeken en uiteinden van de wereld, waar we ook maar connecties hebben." Grotendeels door de invloed en connecties van de Internationale, wekte de Commune enorme sympathie opgewekt bij de arbeidersklasse van Europa en Amerika. In veel Duitse steden hielden de arbeiders grote massabijeenkomsten om hun solidariteit te betuigen. In de Reichstag, sprak Bebel met passie: “Wees ervan verzekerd dat het gehele Europese proletariaat, en allen die vrijheid en onafhankelijkheid in hun hart dragen. onafhankelijkheid in hun hart hebben, hun ogen op Parijs gericht hebben. En als Parijs voor het ogenblik verpletterd is, herinner ik u eraan dat de strijd in Parijs slechts een kleine aangelegenheid van voorposten is, dat het hoofd conflict in Europa nog voor ons ligt, en dat voor vele decennia de strijdkreet van het Parijse proletariaat: ‘oorlog aan de paleizen, vrede in de huizen’de strijdkreet zal zijn van het gehele Europese proletariaat. Marx was bijzonder bevriend met Varlin (ondanks dat hij een Proudhonist was) en Frankel (die in veel debatten op één lijn zat met Marx) en correspondeerde met hen over zaken betreffende de Commune. Marx' sterke invloed onder de leiders van de Commune kwam ook tot uiting in zijn welwillende omgang met Blanqui en zijnvolgelingen. Twee van Blanqui's meest invloedrijke aanhangers, Charles Longuet en Paul Lafargue waren getrouwd met Marx' dochters. Marx' reportage en commentaar op de gebeurtenissen van 1870-71 werden de basis van een reeks zijn geschriften in de vorm van "Toespraken van de Algemene Raad van de Internationale," die later werden gepubliceerd als “De burgeroorlog in Frankrijk”. Een belangrijk werk over de Commune, het toonde zijn "opmerkelijke gave om duidelijk het karakter, het belang en de noodzakelijke gevolgen van grote
  • 27. 27 historische gebeurtenissen te begrijpen, op een moment dat deze gebeurtenissen nog aan de gang zijn voor onze ogen of nog maar net hebben plaatsgevonden." (Engels) Marx en Engels waren in feite verrukt dat de Blanquistische en Proudhonistische leiders van de Commune, door hun eigen revolutionaire praktijk, de kleinburgerlijke socialistische en anarchistische theorieën ontkrachtten die hen aanvankelijk hadden geleid. In plaats van zich tevreden te stellen met een staat van anarchie, zoals bepleit door Proudhonisme, richtten zij de Commune op als de staatsmachine van het proletariaat. In plaats van vertrouwen op samenzweringscomplotten en dictatoriale maatregelen van enkelen, zoals het Blanquisme bepleitte, vertrouwden op het revolutionaire enthousiasme en initiatief van de werkende massa's bij de uitoefening van de proletarische macht. Tegelijkertijd maakten Marx en Engels een serieuze afweging van de meest in het oog springende tekortkomingen van de Commune en gaven hun meningen en suggesties door aan hun contacten in de Franse secties van de Internationale, van wie velen leiders en strijders van de Commune waren. In de bloedige week die Parijs doormaakte, vertelde Marx de Algemene Raad van de Internationale dat het einde nabij was, maar hij verklaarde stoutmoedig: "Als de Commune verslagen wordt, zal de strijd alleen maar uitgesteld worden. De principes van de Commune zijn eeuwig en kunnen niet verpletterd worden; ze zullen zich steeds opnieuw doen gelden totdat de arbeidersklasse geëmancipeerd is." (Het verslag van Marx' toespraak over de Parijse Commune, 23 mei 1871. MECW Vol. 22, p. 595) 2. Wat waren de tekortkomingen van de Commune die haar ondergang veroorzaakten? Onmiddellijke oorzaken van de nederlaag. Lenin, in zijn toespraak "Ter herinnering aan de Commune" (1911, voor de 40ste verjaardag), een samenvatting van de houding van de verschillende klasse-actoren die de Commune vorm gaven en leidden tot haar val. Hij nam geen blad voor de mond: "Alleen de arbeiders bleven de Commune tot het einde toe trouw." Lenin legde uit: “De bourgeois republikeinen en de kleinburgerij braken al snel af: de eersten waren werden afgeschrikt door het revolutionair-socialistische, proletarische karakter van de beweging; de laatsten braken af toen ze zagen dat de beweging gedoemd was tot een onvermijdelijke nederlaag. Alleen de Franse proletariërs steunden hun regering onverschrokken en onvermoeibaar, zij alleen vochten en stierven ... voor de zaak van de emancipatie van de arbeidersklasse, voor een betere toekomst voor alle werkende mensen.” Hij vervolgde: “Verlaten door zijn vroegere bondgenoten en zonder steun, was de Commune gedoemd te mislukken. De hele Franse bourgeoisie, alle landheren, effectenmakelaars, fabriekseigenaren, alle rovers, groot en klein, alle uitbuiters verenigden zich ertegen. Deze bourgeois coalitie, gesteund door Bismarck (die honderdduizend Franse krijgsgevangenen vrijliet om het revolutionaire Parijs te
  • 28. 28 helpen verpletteren). Parijs te helpen verpletteren), slaagde erin de onwetende boeren en de kleinburgerij van de provincies op te hitsen tegen het proletariaat van Parijs, en vormde een ring van staal rond de helft van Parijs (de andere helft werd belegerd door het Duitse leger). De Franse arbeiders probeerden ook de macht te grijpen in enkele grote steden (Marseille, Lyon, St. Étienne, Étienne, Dijon, enz.) en om hulp te bieden aan Parijs, maar deze pogingen waren van korte duur. Parijs was dus overgelaten aan zijn eigen middelen en gedoemd tot een zekere vernietiging." Het ontbrak de Commune aan de basisvoorwaarden voor een overwinning. Achteraf gezien, 40 jaar later, in hetzelfde artikel, besprak Lenin bepaalde voorwaarden waaraan het de Commune in 1871 ontbrak, maar die zij absoluut nodig had om overwinning te behalen als een "sociale revolutie" (met socialistische doelen en tegelijkertijd de onvoltooide taken van de democratische revolutie). De eerste voorwaarde die ontbrak, zei Lenin, was hoog ontwikkelde productiekrachten. "Het Franse kapitalisme was nog slecht ontwikkeld, en Frankrijk was in die tijd vooral een kleinburgerlijk land (handwerkslieden, boeren, winkeliers, etc.)." De tweede voorwaarde die ontbrak was "een proletariaat dat voldoende voorbereid was" om de revolutie te leiden. " Er was geen arbeiderspartij; de arbeidersklasse had geen lange school van strijd doorlopen en was en was onvoorbereid, en had voor het grootste deel niet eens een duidelijk beeld van haar taken en de methoden om die te vervullen en de methoden om die te vervullen. Er was geen serieuze politieke organisatie van het proletariaat, noch waren er sterke vakbonden en coöperatieve verenigingen..." Voor Lenin was er nog een derde voorwaarde - iets heel praktisch maar cruciaal voor de overleving van de Commune: tijd. De Commune had tijd nodig om de balans op te maken en te beginnen met de uitvoering van haar programma. Ze had nauwelijks tijd gehad om aan de slag te gaan, toen de regering verschanst in Versailles en gesteund door de hele bourgeoisie de vijandelijkheden tegen Parijs begon. De Commune moest zich in de eerste plaats concentreren op zelfverdediging. Tot het einde toe, 21-28 mei, had ze geen tijd om serieus aan iets anders te denken. Grote fouten en tekortkomingen. Dat waren de objectieve omstandigheden. Maar er waren ook subjectieve fouten die de Commune had kunnen vermijden. Vele waren klein of begrijpelijk, maar ten minste twee grote blunders hebben de nederlaag bespoedigd. Eerste fout: het Parijse proletariaat was overmoedig tegenover zijn vijanden. In de scherpe woorden van Marx, die commentaar schreef terwijl de Commune zich nog aan het ontvouwen was: “Als ze verslagen worden, zal alleen hun "goede aard" schuldig zijn. Ze hadden meteen moeten optrekken Versailles... Het juiste moment werd gemist door gewetensbezwaren. Zij wilden geen burgeroorlog beginnen, alsof Thiers de burgeroorlog niet al begonnen was met zijn poging Parijs te ontwapenen”. (Marx brief aan Kugelmann, 12 april 1871)
  • 29. 29 Met andere woorden, terwijl de Commune de steun had van een volledig bewapende bevolking in Parijs, probeerde zij alleen morele invloed uit te oefenen op haar vijanden in plaats van ze te vernietigen. Haar gevoel van patriottische plicht in de strijd tegen de Pruisische bezetters, vertroebelde het zicht op de burgeroorlog met de Franse heersende kliek die zich verschanste in Versailles. Dus deinsde het terug voor een vastberaden offensief, waardoor Versailles genoeg tijd kreeg om zijn eigen doel te bereiken, Parijs te verpletteren. Hoewel de Commune gewapend was, gebruikte zij die wapens alleen om zich te verdedigen zodra het offensief van Versailles offensief begon. De Commune onderschatte ook de rol van militair initiatief en tactisch leiderschap in een burgeroorlog, door te verzuimen de beschikbare strijdkrachten volledig te benutten om haar verdediging te organiseren. Engels benadrukte deze les, met zowel strategische als tactische implicaties, over een volk dat zich bewapent en die wapens ten volle te gebruiken tegen de vijand. In zijn artikel "Over gezag" uit 1874, gericht tegen de anarchisten (die de gewapende uitoefening van het staatsgezag door de Commune afkeurden, en de staat in één klap wilden afschaffen), zei hij: "Zou de Parijse Commune ook maar één dag hebben standgehouden als zij geen gebruik had gemaakt van het gezag van het gewapende volk tegen de bourgeoisie? Moeten we haar integendeel niet verwijten dat ze er niet vrij genoeg gebruik van heeft gemaakt?" (MECW, Vol. 23, p. 425) Tweede vergissing: het Parijse proletariaat stopte halverwege met het opleggen van een socialistisch programma volgens haar klassenbelangen. Nog steeds beïnvloed door Proudhonistische (anarchistische) opvattingen over "rechtvaardige ruil", beperkte het zich tot populaire of halfbakken maatregelen in plaats van "de onteigenaars te onteigenen". In deze lijn, beging de Commune de onvergeeflijke blunder door te weigeren de Bank van Frankrijk in beslag te nemen. Beide fouten werden ideologisch versterkt, bij veel leiders, door de nog steeds heersende bourgeois tradities van de Franse revolutie van 1793 en de wettigheid van de Franse bourgeois instellingen. De andere tekortkomingen van de Commune - waarvan er ontelbare en gevarieerde waren - zouden hun wortels vinden hun oorzaak vinden in deze objectieve beperkingen en subjectieve fouten. Marx en Engels, bijvoorbeeld, staken hun frustratie over de besluiteloosheid van de Commune en vaagheid in haar programma en doelstellingen; het tolereren van praatjesmakers, onbekwame generaals, en anarchistische organisatie; en haar verspilling van te veel tijd aan vergaderingen waar "babbelaars en demagogen" onbeduidende kwesties bespraken, terwijl Versailles zijn wurggreep reeds begon aan te halen. Commentaar gevend op het oordeel achteraf over de vele excessen van de Commune (b.v. het willekeurig nemen en doden van gijzelaars en het vernietigen van monarchistische eigendommen en symbolen), had Engels het volgende te zeggen: “Veel dwaasheden worden onvermijdelijk begaan in elke revolutie, zoals ze inderdaad in alle andere tijden, en wanneer de mensen eindelijk voldoende tot rust zijn gekomen om de gebeurtenissen kritisch te bekijken, trekken ze onvermijdelijk de
  • 30. 30 volgende conclusie: we hebben veel dingen gedaan die we beter niet gedaan die we beter wel hadden kunnen doen en dat is de reden waarom de dingen een slechte wending namen”. (Engels, reeks Vluchtelingenliteratuur, 1874-75) 3. Hoe inspireerde de Commune de groei van de proletarisch-socialistische beweging? Onmiddellijk na de ineenstorting van de Commune werd de algemene sociaal- politieke situatie repressiever tegen de arbeidersbeweging. Dit was vooral het geval in de verschillende Europese staten, die zich de Revolutie van 1848 herinnerden en zich opnieuw bedreigd zagen door een nieuwe sociale omwenteling. Tegelijkertijd leerden opeenvolgende generaties van de arbeidersklasse inspiratie te putten lessen te trekken uit de Commune. Zij eerden haar martelaren, koesterden haar veteranen die in de gevangenis en ballingschap, en bestudeerden haar lessen. Ze spotten met de ergste reactionaire propaganda en vervolgingen die de grote bourgeoisie op hen losliet. Zoals Engels in 1895 opmerkte: "Men geloofde dat het militante proletariaat definitief begraven was met de Parijse Commune. Maar, integendeel er kwam een krachtige heropleving." Binnen Frankrijk ging de bourgeoisie ervan uit dat het revolutionaire socialisme na 1871 dood was. Maar vijf jaar later stond een nieuwe generatie socialistische arbeiders op om de rode vlag weer op te pakken. In de jaren 1880, voerde een nieuwe arbeiderspartij een succesvolle landelijke campagne om de vrijlating en terugkeer af te dwingen van vele Communisten die nog in de gevangenis of in ballingschap zaten. In andere Europese landen diende de smeulende asse van de Commune om de arbeidersklasse wakker te schudden en te inspireren om hun bewegingen te bevorderen en hun socialistische partijen op te bouwen. De gebeurtenissen van 1870-71 "verplaatsten het zwaartepunt van de Europese arbeidersbeweging in de tussentijd van Frankrijk naar Duitsland, ... [waar] de sociaal-democratie een nog snellere en duurzamere groei doormaakte." (Engels, 1895). Inderdaad, de Duitse kanselier Bismarck had geprobeerd de Duitse sociaal-democratische met repressieve antisocialistische wetten in 1878. Maar de onderdrukking maakte de partij alleen maar sterker, zodat ze in 1891 een zeer succesvol Erfurt Congres kon houden. In een handvol landen, zoals Spanje en Italië, Groot-Brittannië en enkele Amerikaanse steden (en als geheime facties binnen de Eerste Internationale), gingen anarchistische groeperingen mee in de voortdurende politieke gisting. Zij probeerden de arbeidersklasse weg te leiden van de sociale revolutie en naar duistere verraderlijke paden waar ze zich aansloten bij andere reformistische en sektarische groepen. Aan de andere kant, veel leiders van de Commune die ontsnapten aan de dood, gevangenis en brute repressie, kwamen als vluchtelingen in Engeland terecht. Ze werden hartelijk verwelkomd door Marx en Engels, en ze werden opgenomen in het steeds marxistischer leiderschap van de Internationale.
  • 31. 31 In algemene zin bepaalde de nasleep van de Commune van Parijs de weg die de proletarisch-socialistische beweging in de daaropvolgende 20-30 jaar. De Commune schonk het proletariaat onschatbare lessen. Het toonde ook aan dat sommige voorwaarden nog steeds ontbraken voor de opmars naar de overwinning. Dergelijke voorwaarden zijn massa proletarische partijen gewapend met wetenschappelijk- socialistische theorie en in staat om de arbeidersstrijd te leiden in de specifieke omstandigheden van hun eigen land. Het tijdperk na de Commune van Parijs, zei Lenin, was dus een "periode ... van de vorming, groei en rijping van massa socialistische partijen met een proletarische klasse samenstelling." De taak die voor ons lag was dat de arbeidersklasse om haar krachten te bundelen, proletarische partijen te vormen in individuele landen en zich voor te bereiden op nieuwe revolutionaire stormen voor te bereiden. Marx en Engels, en hun werk in de Eerste Internationale (die in 1876 uiteenviel), hielpen de basis te leggen voor de opbouw van zulke partijen. Gebaseerd op de ervaringen van de Parijse Commune, ontwikkelden Marx en Engels hun theorieën over staat en revolutie, de strijd van de arbeidersklasse onder het kapitalisme, de politieke voorwaarden en de klassenallianties die nodig zijn om de macht te winnen, en de kenmerken van de proletarische staat en partij. Zij verdedigden de tegenover de anarchisten (die het te eng zagen, als een voorbeeld van de vernietiging van de staat als zodanig) en de hervormingsgezinden (die de sociale hervormingen prezen maar de revolutionaire essentie ervan verdoezelden). Lenin en de Russische partij van bolsjewieken koesterden de lessen van de Commune en de herinnering aan haar martelaren. Op 18 maart 1908 sprak Lenin op een bijeenkomst in Genève ter herdenking van de 25e verjaardag van Marx' dood, de 60e verjaardag van de revolutie van maart 1848 en de verjaardag van de Parijse Commune. Op 15 (28) april 1911 schreef Lenin het bezielende "Ter herinnering aan de Commune" ter herdenking van de 40e verjaardag. Tenslotte, de lessen van de Commune toegepast op de Russische revolutie ten grondslag aan een groot deel van Lenin's belangrijkste werk, “De staat en revolutie” (vooral in hoofdstuk III). De Internationale, het proletarisch-revolutionaire volkslied. De Commune boezemde zoveel ontzag in de massa's arbeiders en radicale intellectuelen van die tijd, dat zij omvangrijke literatuur produceerden en vele artistieke werken, gewijd aan de heldhaftige martelaren, verhalen en lessen. In de afgelopen 150 jaar, massale uitbarstingen van diepe proletarische gevoelens, vooral in plechtige culturele vorm, markeerden de vele herdenkingen van de Commune van Parijs, door bijeenkomsten en demonstraties, en door kransen te leggen op de graven van de Communards. Van deze artistieke uitingen is de Internationale - een gedicht geschreven in juni 1871 door de Franse behangpapier arbeider, socialistische revolutionair en dichter Eugène Pottier, nadat hij ontsnapt was aan het bloedbad in Parijs. Het was oorspronkelijk bedoeld om te worden gezongen op de melodie van "La Marseillaise" (de meest gezongen volkslied op de barricades). Gedurende de volgende 16 jaar
  • 32. 32 herzag Pottier het gedicht. Het werd uiteindelijk gepubliceerd in 1887, het jaar dat hij stierf. Een jaar later schreef de Belgische socialist en componist Pierre de Geyter een melodie, deels geïnspireerd door een andere barricade lied ("Chant du Depart"). De opzwepende proletarische hymne werd snel populariteit onder arbeiders van andere landen die vochten op hun eigen stakingspiketten, protestmarsen, barricades en gevechtsfronten, voor klasse en menselijke emancipatie. De Internationale is uitgegroeid tot een van het meest vertaalde, meest uitgevoerde, meest populaire en meest geliefde lied van revolutionairen over de hele wereld. 4. Wat zijn de meest fundamentele lessen van de Commune van Parijs voor de wereld van vandaag? De meest fundamentele lessen van de Commune van Parijs voor de wereld van vandaag blijven verankerd in de historische maar nog steeds onvervulde missie van het proletariaat om een einde te maken aan de loonslavernij en zich te emanciperen samen met de gehele mensheid, om georganiseerd verzet te plegen tegen alle vormen van onderdrukking en uitbuiting, en uiteindelijk het kapitalisme omver te werpen en het socialisme op te bouwen. Hier concentreren we ons op drie fundamentele lessen die nog steeds doorklinken. Proletarische partij als praktisch centrum van leiderschap, geleid door revolutionaire theorie. Gedurende de vele decennia na de val van de Commune, zijn marxisten dieper ingegaan op de wortels van haar subjectieve zwakheden en fouten. Het is nu duidelijk dat de belangrijkste interne oorzaak van de oorzaak van de mislukking van de Commune de afwezigheid was van een proletarische partij die geleid werd door een revolutionaire theorie, terwijl de vele groepen van proletarische leiders en activisten vasthielden aan verschillende theorieën die vaak in strijd waren met elkaar en met de concrete omstandigheden. De theorieën van Marx en Engels hadden weliswaar al een grote invloed binnen de Internationale, werden tot nu toe slechts losjes begrepen door de leiders van de Commune - inclusief degenen die zelf lid waren van de Internationale. Het waren Blanquisme en Proudhonisme die domineerden onder de leiders. Dit hielp niet bij het oplossen van het voortdurende gekibbel, de aarzelingen en de debatten binnen de leiding. De Commune had dus geen solide verenigde partij die in staat was de juiste leiding te geven - al was het maar om het regime van Versailles omver te werpen, de proletarische macht tot buiten Parijs uit te breiden, een consequente klassenpolitiek te voeren en een eervol vredesverdrag met Pruisen te sluiten. (Ter vergelijking, de juiste leiding van de Bolsjewistische partij, met Lenin aan het roer, cruciaal gebleken voor het winnen van de Oktoberrevolutie van 1917 en in het consolideren van de Sovjet-staat onder vergelijkbare omstandigheden van oorlog, economische ondergang, en verwarde politiek). Het was dus redelijk dat tijdens de Londense Conferentie van de Internationale (gehouden in september 1871 in in plaats van een regulier congres vanwege de
  • 33. 33 postcommunistische onderdrukking in Europa), het belangrijkste besluit besluit was "om in elk land een onafhankelijke proletarische partij op te richten, die als doel zou hebben verovering van de politieke macht door de arbeidersklasse." Zoals Lenin later verklaarde, nadat de Eerste Internationale in 1876 besloot zich op te heffen: "[Zij] had haar historische rol gespeeld, en maakte nu plaats voor een periode van veel grotere ontwikkeling van de arbeidersbeweging in alle landen van de wereld, een periode waarin de beweging in omvang toenam, en waarin massale socialistische arbeiderspartijen in afzonderlijke nationale staten werden gevormd." Inderdaad, de revolutionaire massale opstanden en de opkomst van proletarisch- socialistische staten in de 20e eeuw - allemaal geïnspireerd door de Parijse Commune - geleid door zulke arbeiderspartijen, geleid door het Marxisme-Leninisme. Vertrouwen op de massa's, oorlogsvoering door oorlogsvoering leren. Onder de lessen van de Parijse Commune is dat revolutionairen moeten vertrouwen op de massa's en moeten leren van hun werkelijke praktijk. Zoals Lenin zei: "Het historische initiatief van de massa's is wat Marx boven alles waardeerde." In een van zijn gedenkwaardige citaten, verklaarde Lenin de fundamentele reden achter Marx' schijnbare draai van 180 graden nam in zijn standpunt over de Parijse arbeidersopstand ("een wanhopige dwaasheid") op het moment dat zij hun absolute bereidheid bewezen om "de hemel te bestormen": In september 1870 noemde Marx de opstand een wanhopige dwaasheid. Maar toen de massa's opstonden [in Maart 1871] wilde Marx met hen optrekken, met hen leren tijdens de strijd en niet om hen bureaucratische vermaningen te geven. Hij realiseerde zich dat het kwakzalverij zou zijn of hopeloze pedanterie zou zijn om te proberen de kansen van te voren met volledige nauwkeurigheid te berekenen. Boven alles stelde hij het feit dat de arbeidersklasse heldhaftig, zelfopofferend en zelf het initiatief nemend, wereldgeschiedenis maakt. Wat betreft de beschuldiging dat de Commune een kostbare gok was op een verliezende weddenschap, zei Marx: "De wereldgeschiedenis zou, inderdaad, heel gemakkelijk te maken zijn, als de strijd alleen werd aangegaan op voorwaarde van onfeilbaar gunstige kansen." (Marx brief aan Kugelmann, 17 april 1871) Zelfs na de val van de Parijse Commune, zag Marx daarin een zeer waardevol historisch moment "wanneer de wanhopige strijd van de massa's, zelfs voor een hopeloze zaak noodzakelijk is voor de verdere opvoeding van deze massa's en hun training voor de volgende strijd." Terwijl de leiding van de Parijse Commune uit vele revolutionaire en socialistische stromingen bestond, was het de miljoenen proletarische massa's van Parijs, boordevol enthousiasme, die de leiders ertoe dreven zich te verenigen en hun meningsverschillen bij te leggen en de dringende taken van de Commune op te nemen. De massa's, die op grote schaal waren georganiseerd, waren de echte meesters van de Commune. Zij bespraken belangrijke beleidskwesties binnen hun organisaties. Elke dag kwamen zo'n 20.000 activisten naar clubbijeenkomsten om deze of gene